vinden in het 2de deel van het zooevengenoemde werk van Richard Schomburgk (blz. 477—482).
Daar het vaststond dat de Corantijn de grensrivier was, spreekt het van zelf dat men, ook van onze zijde, den stroomloop zooals hij door Robert Schomburgk in kaart was gebracht, stilzwijgend als de juiste grens erkende. Loth reproduceerde die op zijne kaart van de drie Guiana's, in 1889 uitgegeven. Het gold hier een zuiver aardrijkskundig vraagstuk; van inbezitneming van eenig deel van het nagenoeg geheel onbewoonde S3) door Schomburgk op zijne kaart als „unbekannte Einöden" aangeduide gebied van de Boven-Corantijn door Nederland of door Engeland is nimmer sprake geweest.
Opmerking verdient hier slechts, i° dat Schomburgk de Cutari als de grens aangeeft en niet den oostelijker gelegen en volgens Brown grooteren tak, die denzelfden naam draagt als de rivier, de Curum of Curitani en 2° dat de Pani, welke op de kaarten van 1840 en 1841 was afgebeeld als een zeer kleine rivier, bezuiden 2° N. B. in de Corantijn vallende, op de kaart van 1846 wordt voorgesteld als een veel grootere rivier, die benoorden den 3den breedtegraad zich met de Corantijn vereenigt.
Schomburgk s kaart werd tallooze malen gereproduceerd en zoo bleven de zaken tot het jaar 1871, toen de Corantijn op nieuw werd opgenomen door C. Barrington Brown, die van gouvernementswege belast was met het geologisch onderzoek van Britsch Guiana. Brown ontdekte in de maand October een tak van de Corantijn, die, volgens zijn beweren, aan Schomburgk onbekend was gebleven en waaraan hij den naam gaf van „New River\ Hij bevond tevens dat daPani, die door Schomburgk op het punt harer samenvloeiing met de Corantijn even breed als deze was aangegeven, slechts één zesde