stellen niet het product zijn van gedane opnemingen, maar van de phantasie der cartografen, slechts matig in toom gehouden door de berichten van reizigers, die op hunne beurt hunne kennis ontleenden aan inlichtingen van inboorlingen.

Terecht kon Robert Schomburgk aan de beschrijving van zijne eerste reis ter exploratie van deze rivier

de verklaring doen voorafgaan: »von dem Berbice

und Corentyn wissen wir nur wenig . („Reisen in Guiana

und am Orinoko \ blz. 163).

Voor de kennis van de Corantijn leverde deze eerste reis, die in September en October 1836 plaats vond en waarbij Schomburgk de rivier niet verder opvoer dan tot de Smith- en Barrowvallen op 4° 21,5 N. B. niet veel belangrijks op. Aangezien de tweede exploratie van de Corantijn door Robert Schomburgk tusschen Augustus en October 1843 valt, kan de afbeelding van den stroomloop zooals de kaart, bij evengenoemd werk gevoegd en dateerende van 18411 dien aangeeft niet gebaseerd zijn op eigen waarnemingen; deze opmerking geldt natuurlijk evenzeer de op iets grootere schaal geteekende en in het jaar te voren bij de „Description of British Guiana gevoegde „ Sketch map of British Guiana . Op beide is de geheele stroomloop aangegeven.

De kaart gedateerd 1846 en voorkomende in Richard Schomburgk's „Reisen m Britisch Guiana m den Jahren 1840—1844 ', Leipzig 1847, geeft den stroomloop van de Corantijn naar de opnemingen van Robert Schomburgk, die op zijn tweeden tocht de rivier van hare op 2 N. B. gelegen bronnen tot aan hare monding bereisde. De beschrijving van deze reis, welke ingevolge eene opdracht van de Koningin van Engeland was ondernomen en dus een officieel karakter had, is o. a. te