2ocht heeft, op de hoogte zal geweest zijn van de vestigingen in de Corantijn. Van zijne hand verscheen in 1807 te Görlitz een boekje, getiteld „Nachricht von Suriname und seinen Einwohnern sonderlich den Arawacken, Warauen und Karaiben , waarin hij op blz. 281 het volgende mededeelt: „ Auf der Post an der Corentyn, Auleara oder die Kxeide genannt, weil dort am Ufei des Flusses eine Art Kreide ist, etwa eine Viertelstunde oberhalb Hoop, liegt ein Sergeant mit 4 Mann, und an der Wojombe ein Sergeant mit 2 Mann".
Blijkens de bij het werkje gevoegde kaart „Die Colonie Suriname tmd Berbice in Sud-America , lag Ephraim (evenals de Hoop een zendingspost der Moravische Broeders) aan den oostelijken oever, veel noordelijker dan de Hoop. Omtrent beide plaatsen vindt men vele bijzonderheden in het boekje. Op de kaart zijn „Post Auleara en „Hoope" iets zuidelijker geplaatst dan op die van Cateau van Rosevelt en van Landsberge.
Ephraim werd gesticht in 1757 en verlaten in 1763, de Hoop werd gesticht in i7^An)- 0ok al zou men moeten aannemen dat Ephraim vóór 1770 het jaar waarin H a r t s i n c k's boek verscheen een militaire post is geweest, ten tijde van de overeenkomst tusschen triderici en van Batenburg was er zeker geen militaire bezetting.
Winter had de dwaling van Hartsinck kunnen in zien door een blik te werpen op de in 1804 te London uitgegeven kaart van majoor von Bouchenröder, vervaardigd naar opmetingen in 1798 en 1802 gedaan of op de eveneens te London in 18x0 op nieuw gedrukte kaart van Heneman. Op beide zijn „Aureaar" en „de Hoop" goed geplaatst, terwijl Ephraim op geen van beide voorkomt.
Voor het behoud van post „Auleara" moet de F rider ici dus een ander motief gehad hebben dan door