beide koloniën in Januari 1800 bekrachtigd. Noch in het archief te Paramaribo 16) nóch in het Rijks-archief heb ik den tekst van de in Suriname bekrachtigde overeenkomst kunnen terugvinden; de overeenkomst zooals zij werd goedgekeurd door „Gouverneur en Raden des Hofs van Regering der Kolonie de Berbice", enz. is, zoowel in het Hollandsch als in het Engelsch te vinden in „ The laws of British Guiana, chronologically arranged from the year 1773 to 1870Demerara 16).
Uit dit stuk17) blijkt dat tusschen de beide Gouverneurs was overeengekomen „dat de West-zeekust van de Rivier Corentin tot aan de Duivelskreek, welke tot nu toe is aangemerkt onder het Gouvernement van Suriname te behooren, benevens de Westoever dier Rivier worden gesteld en erkend te behooren onder het bestier van de Regering der Kolonie Berbice".
Verder werd overeengekomen „dat geen der eilanden in de Rivier Corentin gelegen, onder dezen Provisioneelen afstand zullen begreepen wezen, maar altijd aangemerkt worden te behooren onder het Gouvernement der Colonie Suriname", en voorts
„dat ook de Post gevestigd op den Westoever van de Rivier Corentin mede zal blijven in het bezit en onder de bevelen van het zoo even gemelde Gouvernement".
Uit de briefwisseling tusschen de beide gouverneurs waarvan in de considerans der overeenkomst gesproken wordt en die ik tot dusverre te vergeefs in de archieven gezocht heb, zou wellicht blijken waarom de eilanden en Tde post op den Westoever' tot Suriname bleven behooren. Met het behoud der eilanden heeft men vermoedelijk beoogd de moeilijkheden te vermijden die de verdeeling daarvan zou hebben opgeleverd. Voor het behoud van den post moet een andere reden bestaan hebben.