1'autre Marouina. Les géographes ont suivi eet exemple et ils appellent Crique Maroni la rivière que les Roucouyennes appellent Marouini.

Pour éviter de faire prendre cette crique Maroni pour la véritable continuation du fleuve, nous lui laisserons son nom roucouyenne de Marouini Polili (rivière Marouini)".

De laatste twee zinsneden van het eerste citaat zijn weer een staaltje van de argumenten die de Franschen in hun grensgeschil met ons steeds hebben gebruikt. \\ aar volgens Coudreau's eigen verklaring de Itanie en de Marowijnekreek „a peu prés d egale importance" zijn, waar — alweer volgens zijn eigen mededeeling op blz. 247 — de Boninegers, van 179°—1815■» ta^ van dorpen in de Marowijne-kreek hebben gehad en waar de scheidsrechter, mede op grond dat de boschnegers op het betwiste gebied onze onderdanen waren, ons in het gelijk heeft gesteld, daar is zeker geen reden, om van „chicane" en van „empiétements te spreken, wanneer wij aanspraak zouden maken op de Marowijne-kreek als grensrivier. Inplaats van bitterzoete complimentjes te richten tot den „impérial ami le Tsar , had Coudreau moeten erkennen dat de uitspraak „de 1'éminent et sympathique arbitre" ons niet alleen daartoe het recht geeft maar zelfs daartoe verplicht. En zeker is de omstandigheid dat Coudreau aan deze kreek haar Indiaanschen naam laat voor ons geen afdoende reden om haar niet „pour la véritable continuation du fleuve te houden.

Met de aanwijzing van de Lawa als de grens is de grensscheiding niet geheel bepaald. Daartoe is noodig dat de beide mogendheden zich alsnog verstaan omtrent den stroomloop tot aan de bronnen, voorzeker geen gemakkelijke taak waar het begrip hoofdstroom aardrijkskundig alles behalve vaststaat.

Nog om eene andere reden is overleg noodzakelijk. Er