ding gehad hebben om zoover in het binnenland militaire posten te vestigen of andere daden van heerschappij te verrichten en zonder deze zou het niet gemakkelijk zijn geweest, toen dit noodig bleek, ons territoriaal recht op de landstreek tusschen de beide bronrivieren van de Marowijne te bewijzen, de eenige — en per slot van rekening misschien een povere — vergoeding voor al het leed door die gruwelijke boschnegeroorlogen aan beide zijden veroorzaakt. Waar, volgens de opvatting van het Surinaamsche Gouvernement het gebied der kolonie zich over de Marowijne uitstrekte, behoefde men zich, toen het aanleggen van een militairen post en het ondernemen van militaire tochten in de Lawa noodig was, niet af te vragen of deze rivier dan wel de Tapanahonie de voortzetting der Marowijne was; beide bronrivieren liepen over Surinaamsch grondgebied en al hebben wij stilzwijgend toegelaten dat de Franschen aan den rechteroever van de beneden-rivier militaire posten 7) aanlegden, waardoor langzamerhand de meening ingang vond dat in de kuststreek de Marowijne de beide koloniën scheidde, daaruit kon — waar nooit eenig traktaat deze rivier in haar geheelen loop als de grens had aangewezen — niet volgen dat wij afstand zouden hebben moeten doen van onze souvereiniteitsrechten op het land tusschen de beide bronrivieren, wanneer mocht zijn gebleken dat de Tapanahonie als de voortzetting van de hoofdrivier moest beschouwd worden. Toen het tot eene grensregeling kwam had ons standpunt dan ook moeten zijn dat het gebied, waarover het geschil liep, ons toekwam welke der bronrivieren ook de hoofdrivier mocht zijn. Van den anderen kant moet worden toegegeven dat de regeering die in 1888 het initiatief nam om het hangende geschil door een scheidsrechter te doen beslissen, moeilijk alleen met de historische aanspraken kon aanko-