wordt weggespoeld, in welke phase b. v. thans een deel van de kust van Nickerie verkeert.
Tusschen de rivieren en de Zuid-equatoriale stroom heeft een voortdurende strijd plaats: alleen werkende zouden de rivieren een zekere kustontwikkeling tot stand brengen, terwijl de langs de kust schurende zeestrooming een normaliseerende werking uitoefent en de ontstaande bochten en inhammen opvult met hetgeen ze afschuurt van de uitstekende punten en met het materiaal dat de rivieren aanvoeren.
De voortgang der aanslibbing is op sommige deelen der kust zeer snel. Op mijne inspectie-reizen kon ik van jaar tot jaar de uitbreiding der banken bij Coronie waarnemen en stap voor stap de vorming van eilandjes, hunne bedekking met Mangrove en andere strandplanten en hunne samensmelting met elkander en met de kust volgen 2).
Houdt men rekening met den snellen gang der aanslibbing dan kan, geologisch gesproken, de tijd niet zoo heel ver achter ons liggen toen de heuvels ten westen van Albina, bij Topibo aan de Para en bij Rac-a-Rac aan de Suriname-rivier, rotsachtige eilandjes in zee vormden, zooals thans de Hes du Diable, de lies du Salut, enz. bij de kust van Fransch Guiana 3).
Ter verklaring van den aanwas van het land is het niet noodig eene langzame opheffing van de kuststreek te hulp te roepen. Evenmin behoeft men, om het binnendringen van de zee op enkele punten van de kust te verklaren, eene plaatselijke daling van het land aan te nemen4). Beide verschijnselen worden voldoende verklaard, wanneer men rekening houdt met de enorme hoeveelheden materiaal die door de rivieren, in het bijzonder gedurende de regenseizoenen, worden afgevoerd en met de wijzigingen in de zeestroomingen, — waarmede ik evenwel niet zeggen