93°) waargenomen, en zelfs van 38° (van 50° tot 88°) en in het noorden van de Perzische golf van 310 (65°—96°).

Plekken waar de schommelingen 350 overtreffen, vindt men in het noorden van de Roode zee en het oosten van de Middellandsche zee, in het noordwesten van de Zwarte zee, met uitgestrekte gebieden in den Noordwest-Atlantischen Oceaan en het noordwesten van den Grooten Oceaan, maar oogenschijnlijk niet in het zuidelijk halfrond.

Verschillen van meer dan 40° komen voor in de reeds genoemde deelen van den Atlantischen en den Grooten Oceaan, waar de grootste verschillen ter wereld in de temperatuur van het zeewater aan de oppervlakte aangetroffen worden. De waarnemingen in het Noord-Atlantische gebied loopen van 26° tot 83°, in den Grooten Oceaan, van 290 tot 88°. Bij het eiland Cyprus komen wellicht ook schommelingen van meer dan 40 voor, zeker ook in het noordwesten van de Zwarte zee. Schommelingen van meer dan 45° vindt men alleen in de noordwestelijke deelen van den Atlantischen Oceaan en den Grooten Oceaan, daarbinnen een gebied waar de verschillen meer dan 50° bedragen. Het gebied van den Atlantischen Oceaan is het grootst, het strekt zich uit ten zuiden van NieuwSchotland zeewaarts tot bijna 50° W.L. Het aanzienlijkste verschil binnen eenzelfde vakje van twee graden in het vierkant waargenomen, is 520 (van 28° tot 8o°), de uiterste waarnemingen in dit gebied loopen van 27 tot 83°. Het gebied van den Grooten Oceaan ligt in de zee van Japan, op ongeveer dezelfde breedte als het andere (40° N.), hier zijn de overeenkomstige waarden 52,7 en 28,8—83,7.

Uit al het voorafgaande volgt dat de laagste temperatuur, aan de oppervlakte van den Oceaan afgelezen, 26° F. is, (ten oosten van Nieuw Schotland), en de hoogste in open zee 9o°F., in het midden van den Grooten Oceaan, ofschoon in de Roode zee en de Perzische Golf waarnemingen van 940 en 96° gedaan zijn. De uiterste grenzen waartusschen op aarde de temperatuur van het zeewater aan de oppervlakte schommelt, is dus van 26° tot 96° = 70° Fahrenheit.

De verdeeling van den jaarlijkschen neerslag over den Oceaan. Bijna terzelfder tijd als het opstel van Dr. Murray in het Geographical Journal, over de schommelingen van de temperatuur aan de oppervlakte, in verschillende deelen van den Oceaan, maakt Alex. Supan in Petermann's Mitteilungen (XLIV, 8) een onderzoek openbaar over de verdeeling van den jaarlijkschen neerslag op zee. Nog uitdrukkelijker dan bij den arbeid van Murray moeten de uitkomsten van Supan slechts voorloopig geacht worden, maar deze eerste poging tot het geven van een dergelijk overzicht voor de geheele wereld is toch zeer belangwekkend.