duinverloop van Terheide naar Scheveningen grootendeels weg, zoodat op vele plaatsen een steile kant ontstond, tot de kruin opgaande.

De duinen van Rijnland hadden in 1897 sedert de vorige meting binnen de provincie Zuid-Holland een toeneming van den duinvoet van gemiddeld 6 meter, dus een aanwinst. Daar de hoog- en laagwaterlijn stationnair bleven kan men aannemen, dat die toeneming bovenal bestond in een aanstuiving langs den voet van het duin, zonder dat het strand hierdoor wijzigingen onderging.

Dat de duinen in Noord-Holland alle zorg vereischen blijkt niet alleen uit de maatregelen, waartoe de Provincie in vereeniging met het Rijk in 1898 besloten hebben, om de duinen bij Callantsoog kunstmatig te versterken, maar tevens uit de strandmetingen. Hieruit zien wij, dat van Sept. 1843 tot Sept. 1897 bij de duinen langs de Noordzeekust van NoordHolland plaats hadden de volgende veranderingen.

Voet van het duin, Lijn van LiJn van laaS hoogwater, water, gegemiddeld. gemiddeld.

middeld.

Lengte Verloren Gewon- Verloren Gewon- verloren Gewon-

11 *1 nen m nen in ■ ,, nen in

in M. in M. M in M. jj in M. M

Van Kijkduin tot de Kaap. . 8000 23.665 14.22 4.11

Van de Kaap tot Callantsoog 5 000 88.20 78.80 67.2

Van Callantsoog tot Petten . 7950 52.— 37-5o 17-375

Van Kamperduin tot Bergerslag 7290 62.375 61.875 35.875

Van daar tot Egmond aan Zee 4660 18.40 — 14.20 8.

Van daar tot Wijk aan Zee . 14000 9.145 — 2.715 25.57

Van daar tot Breesoperweg . 3 450 73-33 — 24.366 — 273.

Van daar tot Zandvoort . . . 10550 21.09 — 43-!8 75-27

Van daar tot paal N°. 17 . . 5 000 19.20 — 33.60 — 76.60

Gemiddeld over de geheele lengte van de duinen, waarlangs gemeten is. 65 900 18.25 — — 2.44 — 26.16

Sedert de meting van 1843 vertoont Noord-Holland dus gemiddeld een afneming van den duinvoet, doch een verplaatsing zeewaarts, vooral van de lijn van laagwater. Het komt ons voor, dat de afneming van den duinvoet derhalve een verhooging van het laagste strand ten gevolge gehad heeft.

In vergelijking met de meting van het vorige jaar vond men langs de kust van Noord-Holland gemiddeld een aanwinst aan den voet van het duin van 1.76 M., een landwaartsche verplaatsing der lijn van hoogwater