In vele kampongs herstelt en bouwt men prauwen, doch het zijn meestal de kleinere soorten zooals de djaloer, een uitgeholde boomstam; de djoekoeng en kolek, dezelfde die wij reeds in de Siantan en Djemadja-groep hebben leeren kennen en de sampan këtoek, die in type weinig afwijkt van de door de orang laoet vervaardigde sampan djoehoe. In de kampongs Tjinak, Selesoeng en Kelantan, maar vooral in de twee eerstgenoemde worden de grootere sampan- of prahoe belepas van vier en meer kojans laadruimte en de handelsprauwen van onderscheidene afmetingen gebouwd. Nevenstaande photographie geeft een afbeelding van zulk een handelsprauw, met kolek en sampan këtoek, aan het strand bij de kampong Boeton gemeerd.
Al deze vaartuigen worden vervaardigd van de meest deugdzame houtsoorten als: resak, medang, pesak, leban, tjengal, palpat en giam. Het is wel merkwaardig dat men meest houtsoorten bezigt, die specifiek zwaarder zijn dan water. Voor de masten neemt men bintangoer-stammen, en voor zeilen ongebleekt katoen, dat van Singapoer wordt ingevoerd.
De kleine prauwen bestaan gewoonlijk uit opgeboeide uitgeholde boomstammen, waarvan de inhouten, gadinggading, met houten pennen bevestigd zijn. Voor de loenas of kiel van de groote prauwen gebruikt men in den regel een rechten balk en ook bij deze vaartuigen worden voor de bevestiging van de inhouten en van de boordplanken geen spijkers maar houten pennen gebezigd. Het voorschip, de aloean prahoe, en een deel van het achterschip zijn van een vast dek voorzien. Slechts enkele vaartuigen — wij zagen het alleen in de Tambelan-groep — worden gekoperd ; gewoonlijk worden ze alleen geteerd of geverfd en moeten dientengevolge veelvuldig op strand gezet, schoongemaakt en van een nieuwe verf- of teerlaag voorzien worden.