DE POEL AU TOEDJOEH

IN HET

ZUIDELIJK GEDEELTE DER CHINEES CHE ZEE

DOOR

A. L. VAN HASSELT en H. J. E. F. SCHWARTZ.

(Met illustraties en kaarten).

(Slot).

Zooals haast altijd het geval is bij reizen in de Indische wouden, kregen ook wij op dezen tocht van de dierenwereld niet veel te zien. Laten we de spinnen en de vlinders, kevers, sprinkhanen en andere insecten buiten rekening, dan is de lijst spoedig opgemaakt. Een koebing, die met wijduitgespreide vlieghuid bij tijds in het ravijn wist te vluchten, twee slangen, enkele wilde varkens, vele grijze apen en • eenige donker gekleurde kleinere, die de inlanders teka noemden; verder duiven, als balam, poenei ta-

LAPONG.

a — pengetong. e = bingkai, een ring van rotan peldas, waaraan

b = pedekang. ƒ = mata lapong, het net.

c = boeto. g = tali kepala lapong.

d = kepéh. h = boeroen.