hadden, in 1896 waren het er maar 1740! '); waarvan 571 uit 't Oostzeegebied.
We moeten echter niet vergeten, dat ook in onze eigen wateren de zeilvaart het tegen de stoomvaart verliest, dat de kustvaart wordt benadeeld door de voortdurende uitbreiding van het spoorwegnet en dat het toenemend verkeer op de badplaatsen velen aan 't strand houdt, waar ze met minder gevaar meer verdienen.
Wanneer we nu nog tot de beschouwing van de voornaamste havens overgaan, dan willen we in de eerste plaats opmerken, dat de Duitsche havens door de Napoleontische oorlogen veel hebben geleden.
De reederijens), die in 1805 nog te Koningsbergen, Danzig, Stettin, Stralsund
bestonden uit 82 sch. 12327 last 114 — 24268 411 — 35250 264—17424 telden in 1829 (dus 14 jaar na den vrede) niet
meer dan. . . 18 sch. 3026 last 78—16095 235— 25014 76 — 6001
Nu was wel in 1827 tusschen de Vereenigde Staten en de Hansa-steden een verdrag gesloten, waardoor de opkomst dezer havens zeer werd bevorderd, maar de Pruisische Oostzeehavens bleven bij de Hansasteden achterstaan door a. de grootere afgelegenheid, 6. de hoogere
1) Daarvan leverde Steen wij k-Holstein 267 of 15.4%.
Pommeren 244 „ 14.1 „
Hannover 238 „ 13.7 B
Hamburg 225 „ 13 „
W. Pruisen III „ 6.4 „
Bremen 91 „ 5-3 „
°- P™isen 58 „ 3.3 „
Hertogd. Oldenburg 54 n 3-1 b
Mecklenb. Schwerin 49 » 2.8 „
Lubeck 33 n 1-9 i)
Uit streken niet aan de kust kwamen 341 of 19.6%; uit 't buitenland 24 of 1.40/0.
2) Lindeman, bl. 13.
42