Onder de Jandbouwvoortbrengselen uit ons gebied noemen we vooreerst rogge, die in de Baltische Provinciën '/3 van de bebouwde oppervlakte inneemt; — aardappelen, waarvan de aanbouw 't meest ontwikkeld is in Esthland (14.8°/0 van de gezamenlijke bezaaide oppervlakte en in de Balt. Prov. — lijnzaad, dat wel voor 9O0/0 wordt uitgevoerd, maar toch 't aanzijn gaf aan de oliefabrieken in St. Petersburg en in Lijfland ') — vlas, waarvan Rusland meer dan de halve wereldproductie levert. Deze cultuur is 't meest ontwikkeld in de gouvernementen Lyfland en Pskow, waar ze 13% behoeft van de bezaaide oppervlakte. Van hoeveel gewicht de regeering den vlashandel acht, blijkt uit de voorschriften, die de Russische Rijksraad daaromtrent geven wil2).

Wat woud betreft, kunnen we nog opmerken, dat inde Balt. Gouvernementen 25.8°/0 van de oppervlakte daardoor wordt ingenomen. Toch is dit niet meer dan 1.2°/0 van al 't bosch uit Rusland. Voornamelijk (*/7) is 't bosch privaatbezit, althans in Lijfland, Koerland en Esthland3).

Ook zijn onze gouvernementen bekend om hun veenrijkdom. In 1851 werd reeds een comité ingesteld tot bevordering der turfindustrie. In Rusland wordt thans per jaar 50 mill. pud turf gewonnen 4).

Wat de groententeelt aangaat, we zagen reeds bij Finland, dat 't Baltisch gebied, behalve Finland nog b. de Noord-

1) Bovendien steeg de uitvoer van koeken van '90 tot 941 dus een kort tijdsverloop, van 2.6 tot 7.4 mill. Roebel, dus werd verdrievoudigd.

2) Medegedeeld in Das Handels-Museum van 3 Marz 1898. i° 't vlas moet uit zuivere vezels bestaan, zonder bijmengsels5 2° de vezels mogen niet gedrenkt worden; 30 ze moeten even lang zijn als de bos; 40 de strik moet uit zuiver vlas bestaan. Wie zich daaraan niet houdt, wordt met gevangenisstraf bedreigd en 't vlas wordt verbeurd verklaard.

3) Rusland heeft per inwoner ruim 2 maal zooveel bosch als geheel Europa en half zooveel als Zweden en Noorwegen, 't Russische bosch behoort voor 3/5 aan den Staat. In Duitschland voor , in Zweden voor Kow. t, a. p. bl. 144.

4) Kow., bl. 154.