sche Golf langzamerhand breeder. Voorbij de Koporia Bocht met grootendeels lage oevers, die op sommige plaatsen woud en elders weiden en moerassen dragen, komen we aan de Luga Bocht, die Westwaarts wordt begrensd door een schiereiland, dat in Kaap Kurgalo uitloopt. Dit schiereiland vormt tevens de Oostkust van de Narwa-Bocht. Aanvankelijk zandig en vooral bij den Narwa-mond laag en met dennenwoud begroeid, is de kust der baai in 't Westen nabij de Kunda Bocht rotsachtig'). Verder is ze tot Surop tamelijk laag, maar begroeid en rijk aan bochten. Door een gordel van eilanden wordt ze omsloten. Vandaar gaan we voorbij Baltisch Port naar de Roggerwiek en verder Westwaarts tot Spit Udde, waarvoor 'teiland Odensholm. Hier buigt de kust zich Zuidwaarts. Tusschen haar en de er voor gelegen eilanden eindigt de Moon Sund, die naar de Golf van Riga voert. De eigenlijke Westelijke uithoek van de Finsche Golf vinden we in 't schiereiland Dagerort, den Westelijksten uitlooper van Dagö.

In haar geheel genomen heeft de Zuidkust 't karakter van een tafelland, dat zich bijna overal 50 a 60 M. boven de zee verheft en wel naar 't Oosten lager wordt, maar toch met steile kanten naar de zee afhelt2).

Van de havenplaatsen noemen we Narwa, Rewal (Kolivan) en Baltisch Port. De eerste stad met hoofdzakelijk Duitsche inwoners is versterkt. Ze ligt aan den linkeroever der Narwa (diep 2.7 tot 7.3 M.). De rivier komt uit 't Peipusmeer en maakt de stad tot de natuurlijke haven van het rijke gebied, om die watervlakte gelegen, maar de spoorwegen, die noodig zijn, ontbreken. Ingevoerd wor-

1) Segel-Handb. IV, bl. 162.

2) T. a. p. IV. bl. 116.