met Oost-Zweden, ja, door de Quarken deze zeer nadert '). Aan de Botten Vik is de kust laag en begroeid; ook eilanden ontbreken niet, ja, ze strekken zich vooral tusschen Gamla Karleby en Jakobstad en voorts tusschen Ny Karleby en Nikolaistad ver in zee uit2).
De havens, die we ontmoeten zijn Tornea, Kemi, Uleaborg, (13 770 inw.) Brahestad, Raumo, Himango, Gamla Karleby, Jacobstad, Ny Karleby en Nikolaistad, (12 384 inw.); verscheidene liggen aan rivieren of diepindringende bochten, gewoonlijk op eenigen afstand van de kust. Enkele hebben dan ook eene soort van voorhaven, zooals IJxpila voor Gamla Karleby en Bunas voor Ny Karleby. De diepte van 't vaarwater is gewoonlijk gering, 't Laagste cijfer vinden we voor Tornea 1 a 1.5 M., het hoogste voor Uleaborg 7—12 M.; deze laatste haven is 7 maanden door ijs 3) afgesloten (65° N.B.) Zij hoort tot de dichtst bevolkte plaatsen van dit kustgedeelte (zie boven). De invoer voor alle deze plaatsen bestaat uit koloniale waren, ijzer- en staalwaren en steenkolen. Onder de artikelen van export nemen hout en teer weder de eerste plaats in. De kleine schoenerbrikken met teer beladen uit deze streken ziet men hier vaak in het Westerdok liggen.
Van 't reeds genoemde Nikolaistad tegenover t eiland Wasklöt gaat de kust Zuidwaarts.
We komen thans aan de Oostkust van de Bottenzee. Is ze over 't algemeen weinig begroeid, dit is wel t ge-
1) De Russische Generaal Barclay de Tolly trok hier 17—20 Maart 1809 met eene legerafdeeling over 't ijs van Nikolaistad naar Umea. Vgl. C. von Zepelin. Die Kusten und Hafen des Russischen Reiches. (Militar-geogr. Studie). Berlin 1896.
2) Vgl. Segel-Handbuch. V. bl. 153, 159, 163.
3) Om Uleaborg te verbinden met eene ijsvrije haven is in 1893 door de ingenieurs Lindberg en Blumquist een spoorweg-tracé opgemeten via Rovaniemi, Kemistresk-Meer, Sodankyla, Oostoever van 't Enaremeer, bocht van Kuumanki aan de IJszee, beschermd door Kaap Kalaasari (Peterm. Mitteil. 1893, bl. 272).