Voorbij Ornskoldsvik en Nordmaling komen we aan Umea, tot welks district ook Ratan en Sikea behooren. De stad ligt aan den Noordoever van de Umea, 15 KM. van de mondingshaven Djupvik. Een kade van 200 M. kwam in 1892 gereed. Van de 335 schepen, in 1896 uitgeklaard, waren 91 voor Frankrijk, 101 voor Engeland en 27 voor ons land bestemd. De uitvoer is van veel gewicht, hout moet vooral worden genoemd en voorts 542,164 KG. teer ').
Ongeveer op deze hoogte hebben we in zee de NoordQuarken, die Botten-Zee en Botten-Vik verbinden. Deze vormen dus 't smalste deel van de Bottnische Golf en ze worden door Holmön en de ten Zuiden daarvan gelegen eilanden verdeeld in twee vaarwaters de Oost- en WestQuarken 2).
Voorbij de haven Abijn komen we aan Pitea, vóór de opkomst van Lulea, de stad van 't Noorden. Er wordt hout en teer geladen.
Liilea op een schiereiland aan den mond van de Luie Elf3). Op den goeden ankergrond, die tegen alle winden beschut is, staat 7 tot 23 M. water. De toegang tot de haven door Tjupholmsundet wil men op ± 8 M. brengen. Eene Engelsche Maatschappij, werkende voor een groot deel met Nederlandsch kapitaal4), heeft met bijzondere voortvarendheid de spoorlijn van Lulea naar Gellivara gelegd: in den zomer van 1887 waren er dagen, waarop 1 KM. gereed kwam. Den 14 Maart 1888 liep de eerste ertstrein er langs. De lijn sluit te Boden aan bij de hoofd-
1) C. V. over 1896.
2) Segel-Handbuch V, 120.
3) t. a. p. V, 145.
4) Bekend is, dat de Zweedsche Staat de bezittingen van de Maatschappij, die in moeilijkheden geraakte, heeft overgenomen voor 7 mill. kronen, zoodat voor de aandeelhouders 20 mill. verloren ging.