van Woeikoff, Brückners studiën veel licht verspreid; ook die van Rykatschew, die aantoonde, hoe de waterstand der Wolga door den jaarlijks neervallenden regen bepaald wordt.
Naar de waterstandsverhoudingen zijn de rivieren zelfs ingedeeld in die, wélke steeds, die welke, in een bepaald jaargetijde (fiumaren) en die, welke slechts tijdelijk stroomen (wadi). Bestaan de tweede slechts ten tijde van hoogwaterstanden, de derde zijn eendagsstroomen. Éérst maar kleine waterspranken, nemen ze weldra eene groote oppervlakte in met eene golvende beweging van den waterspiegel, om dra weder te verdwijnen. Waar eene rivier langzamerhand haar water verliest, doordat ze in woestijnen of steppen stroomt of over permeable gesteenten, spreekt men ook van blinde rivieren.
Eene oorzaak van tijdelijke vermindering der watermassa is de ijsvorming, waardoor soms de rivieren tot den bodem toe in ijs veranderd worden.
Klimatologisch is de duur dier ijsbedekking even gewichtig als practisch, waar de scheepvaart van haar afhankelijk is. IJsprognosen beteekenen daarom evenveel als die van den waterstand. Forster's studiën over de temperatuur der Middel-Europeesche rivieren leveren den sleutel tot de bepaling der eerste.
De leer van den invloed der rivier op hare bedding brengt de potamologie in verband met de geologie en geornorphologie. De erodeerende werking op bodem en zijwanden (laterale erosie); het materiaal, dat door de rivier meegesleept wordt en bezinkt, waar hare hoeveelheid de transportkracht van het water overtreft; beide zijn de factoren, die eindelijk de bedding een normaal aanzien geven en daarmede het karakter, van wat Davis noemt, rijp.
De geographische verspreiding van het stroomende water is de kartographische zijde van het vraagstuk. Wanneer een land kartographisch goed is opgenomen, dan zijn wij ook in staat, de hydrographische gesteldheid nauwkeurig te leeren kennen. En dikwijls is nu het onderscheid tusschen rivieren, fiumaren en wadi geheel uit het oog verloren. Droogliggende beddingen werden als rivieren, tijdelijk aanwezige watervlakten als meren gekarteerd. Waar het onderscheid in acht genomen is, zijn ook nauwkeurige lengte- en areaalberekeningen mogelijk.
Waar ten laatste de potamologie de rivieren beschouwt als verblijfplaats van organismen, treedt zij in connectie met de biologische wetenschappen. En het is mogelijk, dat een stroomgebied eene bepaalde zoöof phytogeographische provincie vormt, wier nadere bestudeering ons voormalige veranderingen in de geographische configuratie doet kennen. Zoo heeft men uit de verwantschap der visch-fauna's van Donau en