schen en de wederzijdsche invloed van twee geographische individuen op elkander, vormt een belangrijk onderdeel van het onderzoek der natuurkundige aardrijkskunde. Voor Europa is de Atlantische Oceaan met zijn Golfstroom van onberekenbare beteekenis, en al werd reeds van tijd tot tijd het verband tusschen beide in het licht gesteld, nog altijd bleven belangrijke onderdeelen dier betrekking ter bestudeering open.

In 1896 stelde O. Petterson in het Meteorologische Zeitschrift de betrekking tusschen hydrographische en meteorologische verschijnselen in het licht, waarbij de Zweedsche geleerde de betrekking tusschen den Golfstroom en het weer in West-Europa, welke vroeger wel vermoed maar niet bewezen werd, nader behandelde.

Als vervolg op dien arbeid publiceert thans Dr. Wilh. Meinardus een studie in het Meteorol. Zeitschrift (1898, N°. 3) „Ueber einige meteorologische Beziehungen zwischen dem Nordatlantischen Ocean und Europa im Winterhalbjahr", waarin hij in de eerste plaats de betrekking tusschen de Golfstroomtemperatuur en de luchttemperatuur in Europa behandelt, en in de tweede plaats de eigenaardige betrekking tusschen luchtdrukverdeeling en temperatuur.

Petterson had zich de belangrijke vraag gesteld, of de Golfstroom langs de kust van Noord-Europa jaarlijks in hetzelfde jaargetijde een gelijken warmtevoorraad bezit, dan wel of er vati jaar tot jaar schommelingen in de te?nperatuur of totale warmte van den Golfstroom voorkomen , en of deze afwisseling invloed heeft op het klimaat van NoordEuropa 1

Door het onderzoek der temperatuur des waters van drie Noorweegsche kuststations Udsire, Hellisö en Ona van 1874—1894 kwam Petterson tot de volgende conclusies:

I. De temperatuurlijnen aan de oppervlakte der zee hebben voor de maanden December, Januari, Februari, Maart en April aan den eenen kant, en voor Juli, Augustus en September aan den anderen kant een zelfde verloop.

II. Die continuïteit wordt afgebroken in October en November, en verder in Mei en Juni, wat op een belangrijke verandering in de zeestroomingen gedurende deze maanden wijst.

III. De luchttemperatuur vertoont in alle maanden, met uitzondering van October, November en December, den tendenz de schommelingen in de temperatuur der zee te volgen.

IV. De overeenkomst der temperatuurafwisselingen der zee met die der lucht komt meer uit in de winter- dan in de zomermaanden, hoewel het verschil tusschen luchttemperatuur en zeetemperatuur juist in den winter het grootst is.