mudas-eilanden, zooals ook uit flessschenposten reeds was afgeleid. Deze tegenstroomingen zijn niet constant en worden dikwijls door een stroom in noordoostelijke richting vervangen.
Ten oosten van 40° W. L., op de route van New-York naar het Engelsche Kanaal, is de Golfstroom reeds zoo zwak, dat zijn beteekenis voor de scheepvaart zoo goed als niets is.
De uitlooper van den Golfstroom, die veelal door de Golf van Biscaje geteekend wordt, en onder den naam van Rennelstroom bekend was, is van deze nieuwe kaarten verdwenen. Voor de ondiepe oostelijke gedeelten van deze Golf en op de „gronden" vóór het Kanaal geeft de atlas geen overheerschende stroomrichting aan in eenige maand, wijl die in werkelijkheid ook ontbreekt. In de diepere gedeelten komen hier nog wel meer geregelde driften voor in oostelijke en zuidoostelijke richting, die echter tijdelijk, bijv. in Juni, onder de Spaansche kust naar Kaap Finisterre in een Z. W. richting overgaan.
De beweging des waters aan de kust van Afrika van Kaap Verd tot Kaap Palmas is belangrijk. In overeenstemming met de resultaten door het onderzoek aan het Nederlandsch Meteorologisch Instituut verkregen (De Guinea- en Aequaliriaalstroomen, 1895) geven ook deze kaarten aan, dat van December tot Mei onder land en verder tot een afstand van ruim 100 zeemijlen van de kust de stroom zich naar het zuiden en zuidoosten beweegt, als gevolg van den gedurenden dezen tijd waaienden noord- en noordoostpassant. Gedurende den tijd van Juni tot in November komen stroombewegingen naar het noordwesten dicht bij de kust meest voor, terwijl verder van de kust de beweging naar het noorden en noordoosten gericht is, in aansluiting bij de zuidelijke en zuidwestelijke winden in dit saisoen, moessons aan de kust. Als deze zuidwestmoesson zeer westelijk is, dan verkrijgt in den zomer het water aan de kust tusschen Siërra Leone en Kaap Palmas een stroomrichting naar het zuidoosten, terwijl bij zuidelijke winden in den winter het water van deze kuststreek tijdelijk naar het noordwesten stroomt.
Men kan deze laatste verschijnselen aldus samenvatten:
A. Op de noordelijke helft van 15° N.Br. tot Siërra Leone (8° N.Br.) komt een regelmatige afwisseling van stroomrichting voor, die tusschen N.W. en Z.O. gaat, en afhangt van de algemeene afwisseling der windstelsels om het halve jaar.
B. Deze afwisseling komt in hoofdzaak ook in het zuidelijke gedeelte, van 8° N.Br. tot Kaap Palmas, voor, doch wordt hier dikwijls onderbroken door tijdelijke driften, die met de tijdelijk voorkomende windrichtingen overeenstemmen.