Aardbevingen te Amboina. Aan een particulier schrijven uit Ambon ontleent de Soerab. Courant het volgende:

„Den 26sten Maart 1898 kwam hier weder een vrij hevige schok voor, zoodat alles wat in de kasten stond, rinkelde. Den volgenden avond een lichtere schok en zoo gaat het maar door. Telkens voelt men, dat de grond niet tot rust is gekomen. De beweging is steeds verticaal, wat juist zoo gevaarlijk is. Volgens het oordeel van de deskundige commissie, die den toestand van Ambon heeft te onderzoeken, is de toekomst voor onze plaats zeer duister. De Heer Verbeek zegt, dat binnen korter of langer tijd, maar zeker binnen vier jaar weer een schok, minstens even hevig als die van 6 Januari, zal voorkomen. Een heerlijk vooruitzicht! Men houdt de werking niet voor vulkanisch. Wat men vertelt van rook, die zou zijn opgestegen uit de Wawani, is een praatje geweest. De schokken zijn te verklaren door een verzakking van de bovenkorst van Wainitoe tot Passo, zoodat onze stad daar juist den last van heeft. Het schijnt, dat de koraalformatie, waarop Ambon rust, van onderen verweerd is, zoodat die afbrokkelt en dat nu een scheur of gleuf ontstaan is vlak onder de stad. Telkens wanneer een nieuw stuk afbreekt, voelt men een schok. Vandaar dat de beweging steeds verticaal is. De aardkorst onder Ambon wordt dus natuurlijk hoe langer hoe dunner, zoodat het niet onmogelijk wordt geacht, dat heel Ambon op eens in de diepte zakt. Meestal wordt men vooraf gewaarschuwd, wanneer weer een schok zal voorkomen, door een geluid als een doffe plons, alsof in de verte een zwaar voorwerp in het water wordt geworpen; daarop volgt dan de schok, die heviger of minder hevig is, naarmate de plons meer of minder hard was".

Nevels op de banken van New-Foundland. De banken van NewFoundland, die in de lijn van het drukke scheepvaartverkeer tusschen Europa en Amerika liggen, zijn bekend door de veelvuldige misten of nevels en de drijvende ijsbergen, welke daar de scheepvaart herhaaldelijk bedreigen. Reeds werden herhaaldelijk kaarten uitgegeven, waarop de verbreiding, die het drijfijs in de verschillende maanden des jaars gewoonlijk heeft, wordt voorgesteld. Echter ontbraken tot nog toe kaarten, waarop de gewone verbreiding van den mist op deze banken is aangewezen. Wel heeft de afdeeling Hydrographie te Washington op de achterzijde der „Pilot Chart of the North Atlantic Ocean" (Juli 1895) een twaalftal kleine kaartjes over de menigvuldigheid van de misten op genoemde banken gepubliceerd, doch deze berusten op de waarnemingen gedurende een enkel jaar (1894) missen daardoor praktische en theoletische waarde.

Dr. Gerhard Schott heeft in de „Annalen der Hydrographie" XXV,