C. NEDERLANDSCH WEST-INDIÊ.'
Jhr. L. C. van Panhuys. Proeve eener verklaring van de ornamentiek van de Indianen in Guyana. (Internat. Archiv für Ethnographie, Band XI, Heft II, p. 51—72).
De auteur, die twee jaren aan de Marowijne heeft gewoond, geeft teekeningen, beschrijving, en „proeve eener verklaring" van de ornamenten aldaar in gebruik bij Boschnegers en Indianen. Hij volgt hierbij het voorbeeld door Dr. K. von den Steinen gegeven (wien hij citeert en zeer bewondert), nl. om beschrijving en verklaring bijeen te voegen. Het is niet te ontkennen, dat op deze wijze het artikel meer leesbaar wordt, meer Interesse krijgt, dan een pure beschrijving; dit blijkt ook weder uit dit artikel. Toch heeft deze methode hare bezwaren. Verklaring moet berusten op vergelijking van een zoo groot mogelijk aantal gelijksoortige verschijnselen; en in een beschrijvend opstel kan vergelijking slechts zeer terloops geschieden; dit zien we ook hier (p. 55, 56). Een ander bezwaar (niet bij een zoo eenvoudig onderwerp als hier behandeld, maar in het algemeen, o. a. bij von den Steinen), is dit, dat het voor den lezer soms moeielijk is uit te maken, waar de beschrijving van de feiten door den ethnograaf waargenomen eindigt, en waar zijne theoretische beschouwingen beginnen; en juist scherpe scheiding van die twee is allernoodigst, zal het werk wetenschappelijk bruikbaar zijn.
Zeer terecht zegt de auteur: „dat overeenkomst van ornamenten bij verschillende, ver van elkander gelegen, of op andere wijze van elkaar gescheiden, of in verschillende tijden levende volken, volstrekt niet behoeft in te sluiten dat die volken in vroeger of later tijd met elkander in verbinding hebben gestaan." Minder juist gezien lijkt het mij, de beteekenis der ornamenten te willen vaststellen door informaties bij de inboorlingen zelf. Zelfs een gewoon beschaafd Europeaan kent niet den oorsprong van zijn eigen zeden; bij den Indiaan in 'talgemeen is zeker geen meerdere kennis te dier zake te verwachten. Men wachte zich wel, de later bedachte rechtvaardigingsgronden te verwarren met het oorspronkelijk (meest onbewust) motief. Functie ver wisseling is ook op sociaal gebied zeer frequent.
Het is te hopen, dat dit eerste ethnographische werk van Jhr. van Panhuys niet het eenige zal blijven; vooral dat hij ons ook iets zal mededeelen uit het zielsleven van zijn Indianen. Ornamenten kunnen in musea bewaard worden; maar het eigenaardig psychisch leven der wilden, dat toch wetenschappelijk zoo uiterst interessant is, verdwijnt bij den dag met het doordringen der beschaving, als sneeuw voor de zon.
H. J. Nieboer.