de kaart verspreid, en die grootendeels, zoo niet geheel, ontleend zijn aan de reisberichten der Sarasins.

Het stroomgebied van de Bonerivier is nu zeker meer juist voorgesteld dan op de oudere kaarten; terwijl het gebergte in het noordelijk deel van Pagoeat en de loop van de hoofdrivier in die landstreek, de Boetajodaa, door Van Höevell bij benadering juist, thans wel in hoofdzaak goed zal zijn voorgesteld.

De geheel gewijzigde grens van Boealemoe, en de inkrimping van het gebied van Atingola, in vergelijking met oudere kaarten, zijn belangrijke gebeurtenissen op aardrijkskundig gebied, maar zeer waarschijnlijk zal de auteur daarin wel juist geoordeeld hebben.

En nu de perceelen, afgestaan voor mijnbouwkundige onderzoekingen.

De auteur zelf, die, blijkens zijn begeleidend woord (handleiding), volmaakt goed inziet, dat aan de nauwkeurigheid van de teekening der groote terreinobjecten, zooals rivieren en bergketenen, ja, zelfs der kusten, nog wel wat zal ontbreken, en die het aangeven van de grenzen dier perceelen moest afhankelijk maken, van de teekening dier terreinafscheidingen , waarschuwt er tegen, dat niet te veel waarde moet worden gehecht aan de roode lijntjes, welke die grenzen moeten aangeven.

Deze waarschuwing beamende kan echter worden opgemerkt, dat althans nu een overzicht is verkregen, van de betrekkelijke ligging der perceelen, ten opzichte van elkander, en dat kan worden nagegaan of zij in bergstreken of in vlakke landen zijn gelegen, of er kans is op goeden afvoer van producten en meer andere omstandigheden.

Aan de spelling der namen is veel zorg besteed.

Ter plaatse waar oude vindplaatsen van goud worden aangetroffen, waar inlanders eertijds met eenig succes naar goud zochten is in roode letters, het woord „mijnen" in de kaart geplaatst.

De technische uitvoering der kaart is zeer bevredigend. De beschrijving of de lettering is duidelijk; de rivieren en de plaatsen komen goed uit; de bergteekening is wel niet zeer sprekend, maar de hoofdvormen der gebergten en bergen zijn toch goed te herkennen; de geele grenzen zijn wel niet fraai, maar zij doen de afscheidingen duidelijk in het oog springen; vele roode (perceel) grenzen bedekken een weinig de zwarte grensteekens. Alles bijeen genomen kan gezegd worden, dat de kaart helder, duidelijk en goed leesbaar is, en dit is bij het gebruik toch een voorname factor.

In de bij de kaart behoorende „Handleiding" geeft de auteur een beredeneerd overzicht van de gebezigde bronnen; hij deelt daarin mede in