is, dat beide ouders dieet houden, wat aan de couvade herinnnert. Een formeel huwelijk wordt eerst gesloten, als het jonge paar enkele jaren in de nabijheid van den vader der vrouw heeft geleefd en eenige kinderen heeft. De begrafenis is heel eenvoudig; het lijk wordt weggedragen naar de begraafplaats (V2 uur van het dorp), en daar neergelegd. Rouw wordt aangeduid door het afleggen van sieraden. Een weduwe mag reeds na 3 dagen weer trouwen.
Elk dorp heeft één of meer hoofden. Hun functies liggen meer op godsdienstig dan op wereldlijk gebied. Bij voorkeur kiest men ervoor mannen op rijpen leeftijd, die goed de godsdienstige gebruiken kennen. Met onderlinge twisten van zijn dorpelingen bemoeit een hoofd zich niet. Communaal-eigendom bestaat niet; alleen privaat-eigendom en heerloos land.
Het meest voortgeschreden schijnt de aesthetische ontwikkeling der eilanders. Tatoueeren is algemeen gebruik. Ze hebben dansen, waarin de vlucht der vogels wordt nagebootst. Vooral hun ornamentiek wordt geroemd. Deuren, balken, enz. zijn versierd met aardige voorstellingen, meest ontleend aan het dierenleven.
Het is hier niet de plaats het geheele, verdienstelijke, opstel weer te geven. Grondig heeft het onderzoek van den heer Maass helaas niet kunnen zijn, in aanmerking genomen den korten duur van zijn verblijf. Een gedetailleerde, uitvoerige, beschrijving der Mentaweiers bezitten wij, zoover mij bekend, niet; alleen korte opstellen, (van Rosenberg, Mess, Logan, Severijn). Toch weten we genoeg van hen, om te kunnen verwachten, dat een grondig onderzoek zeer de moeite zou loonen; want ze behooren tot die volken van onzen Archipel, die het meest zijn vrijgebleven van half-beschaafde inwerking.
H. J. Nieboer.
Ten Kate. Brieven van R. P. Le Coeq d'Armandville. (Tijdschrift v. Ind. T. L. en Vk. v. Ned. Indie 1898).
Een levensteeken van onzen eersten anthropoloog ten Kate is, sedert hij zich metterwoon in Nederl. Oost-Indië had gevestigd, een zeldzaamheid geworden. Bijzonder aangenaam is het mij dan ook om die reden op eene bijdrage van hem te kunnen wijzen, die in de jongst verschenen aflevering van bovengenoemd tijdschrift een plaats vond.
Hoewel het stukje hoogst bescheiden van inhoud en omvang is, verraadt het niettemin hoezeer ten Kate, hoewel thans zich aan andere bezigheden wijdend, nog immer der ethnologie, die hem zooveel is verplicht, een warm hart toedraagt. Zijn opstel beoogt een tweeledig doel, allereerst een stille hulde aan de nagedachtenis van den voortreffelijken