schat moeten toepassen." Van dit, zeker gezonde, principe gaat de auteur uit. ,,'t Is merkwaardig, welk een massa oude geschiedenissen en overleveringen uit den „jaman buda" onder de hedendaagsche „wong desa" nog voortleven, en hoe ook nü nog veel van den inhoud der oude gedichten gemeengoed is, zelfs van de eenvoudige ongeletterden." Die sagen nemen dan, naar de verschillende streken, een locale kleur aan; en ieder kiest zijn eigen desa tot tooneel voor die oude heldendaden.
Één van die desalegenden wordt door Dr. Hazeu behandeld. Ze is afkomstig uit het Mah&bh&rata, maar is sterk gejavaniseerd, zooals in dit artikel uitvoerig wordt aangetoond.
Ethnologisch is Java stellig veel minder merkwaardig dan de eilanden met lagere cultuur, b.v. de Mentawei-groep. Daarentegen kunnen geschiedenis (speciaal cultuurgeschiedenis) en folklore van Java waardevolle resultaten geven. Zoo zou o. a. een reconstructie van het vóór-Hindoesche Java hoogst interessant zijn; in hoeverre die echter mogelijk is, blijve den vakmannen ter beslissing overgelaten.
Das Javanische Schattenspiel (Wajang Purwa). (Globus, deel LXXIII, N°. 15).
Geeft vrij uitvoerig weer den inhoud van Dr. Serrurier's boek.
H. Sundermann. Verderbliche Volkssitten auf Nias. (Allgem. Missions-Zeitschrift XXV (1898) 4. Heft, p. 171—181).
De auteur (zelf zendeling), verzekert ons, dat het voor den zendeling niet zoo moeielijk is de bepaald heidensche gebruiken af te schaffen. Daarentegen zijn er sommige economisch-nadeelige zeden, waaraan zich weinig veranderen laat. Van deze laatsten worden hier drie genoemd. Vooreerst de vrouwenkoop. Zijn goede zijde is, dat hij terughoudt van polygamie, waartoe anders de mannen licht geneigd zouden zijn, daar niet de man de vrouw onderhoudt, maar eerder 't omgekeerde. Maar hij heeft groote schaduwzijden. Het gewone bedrag is minstens ƒ 240; maar daarenboven moet men veel varkens slachten voor feesten en geschenken. Bezit de jonge man het benoodigde niet, dan moet hij geld opnemen tegen de gebruikelijke rente van ioo°/0, en zoo blijft het jonge echtpaar vaak jaren lang in schulden. Ook de vader der vrouw wint er niet bij: het geld gaat spoedig door de vingers, en vaak moet hij zelf nog schulden maken voor de onkosten van de feesten, die ook hij te geven heeft.
In de tweede plaats het begrafenismaal. De nadeelige invloed hiervan is niet zoo groot, omdat het bij de armen geen gebruik is, en de werkelijk rijken het wel kunnen betalen. Drukkend is het vooral voor verarmden , die hun stand moeten ophouden, zooals er velen zijn.
Eindelijk het goudsmeden. Ieder eenigszins bemiddelde stelt er een eer