sche Museum stamt van Forsten's verzamelingen op Noord-Celebes, Gorontalo en Tondano, gemaakt.
Walter Rothschild. Some new Lepidoptera from the East. (Novitates Zoologicae, 1898, bl. 216—219).
Beschrijvingen van 1 nieuwe soort en 9 nieuwe subspecies van verschillende vindplaatsen uit de collecties van Fruhstorfer, Webster en Meek.
W. Warren. New species and genera of the Families Drepanulidae, Thyrididae, Uraniidae, Epiplemidae and G-eometridae from the Old-world regions. (Novitates Zoologicae, 1898, bl. 221—258).
Slechts beschrijvingen van een 80-tal nieuwe soorten; voor ons zijn van belang de volgende : Striglina hyperbolica en leprosa van Engelsch NieuwGuinea, Mailu; Paradiradesfulvilunata van Nederlandsch Nieuw-Guinea, Kapaur; Celerena si^nata van Sumatra en Borneo; Acienochroma languida van Engelsch Nieuw-Guinea, Mailu; Hemithea bella van Flores; Oxychora een nieuw geslacht van Geometridae met de soort tenuis van Boeroe, Kajeli; Chrysocraspeda inundata van Mailu; Craspedia simisfiurcata van Kapaur; Somalina ossicolor van Sumba; Chlorocliptis seminotata van Mailu; Perizoma rectilineata van Mailu; Bursada obnibulata van Kajeli; Cleora trisinuata, van Kapaur; Hypephyra iria?igulifera en Semiothisa albidulata van Sumba; Prionia haematopis van Buru, Kajeli.
Nils Gustaf Lindgren. Beitrag zur Kenntniss der Spongienfauna des Malayischen Archipels und der chinesischen Meere. (Zoologische Jahrbücher, Abtheilung für Systematik, Geographie und Biologie der Thiere, 1898, bl. 283—378. Mit drei Tafeln).
Voor de helft stamt de door Lindgren onderzochte collectie sponzen van eene reis naar Java door Dr. Carl Aurivillius in 1891: zij behoort aan de K. Akademie der Wetenschappen te Stockholm. Hij beschrijft 30 soorten, waarvan 13 nieuw en 2 varieteiten, waarvan 1 nieuw van Java en uit de Java-zee. Hij knoopt hieraan eenge beschouwingen aan vast over de geographische verbreiding der Sponzen.
F. A. Jentink.
Dr. G. A. J. Hazeu. De Naga Arddhawalika bij de Javanen. (Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, deel XLIX, aflevering 2).
„Wie de beschavings-geschiedenis wil bestudeeren van een volk, welks cultuur uit zóóvele lagen bestaat als die van de Javanen, zal noodwendig moeten beginnen met eene schifting van hare verschillende bestanddeelen, en deze schiftingsmethode zal men dus ook op hun sagen- en verhalen-