en tijdens de Republiek ook veelal eene „generale dijkage'' genaamd. Hun oorsprong zetelt dus in het oude leenrecht niet in de wijze van dijksonderhoud.
Onder de voordeelen door den Landsheer verleend aan de bedijkers van nieuwe gronden (dus van «^wassen of van aanwassen van grafelijke, d. i. niet in leen uitgegeven landen) vind ik bl. 254 vermeld: „Alles vor dem Deiche gelegene Land mit den Anwüchsen sollte dem neuen Polder zugehören''. Dit is niet juist. Alleen bij de bedijking van een opwas, dus wanneer daardoor tevens een nieuw ambacht, dus met den nieuwen grondeigendom tevens een nieuw leen ontstond, verkreeg daardoor de Ambachtsheer, niet de polder, het recht op aanwas, en dit werd veelal bovendien uitdrukkelijk in de uitgiftbrieven, tevens verlijbrieven van het leen, vermeld. Maar den nieuwen „polder", zijnen ingelanden of zijn bestuur kwam daarvan niets toe, tenzij bij contract anders was bedongen — wat in den regel niet het geval was.
Ziedaar enkele onnauwkeurigheden, die mij bij het lezen zijn opgevallen; misschien zijn er nog eenige, maar ik wil er niet naar zoeken. Dat ik er eenige noemde moge slechts getuigen van groote belangstelling in dit merkwaardig boek. Trouwens geen werk van dien aard en omvang blijft geheel van vlekjes vrij. Zij kunnen bij volgende drukken gemakkelijk worden weggenomen.
Want ik wensch schrijver, uitgever en niet het minst mijnen landgenooten een groot debiet toe. Elke Zeeuw van eenige ontwikkeling en beschaving moet dit werk bezitten; het behoort naast zijne classieken, zijn Cats, Boxhorn en Smallegange te prijken in zijn boekenkast. En in het algemeen in alle bibliotheken, zoowel in openbare als in die van genootschappen en particulieren, behoort dit fraaie werk een eereplaats in te nemen onder die welke de kennis des Vaderlands helpen bevorderen.
A. A. Beekman.
Mr. S. R. Steinmetz. Verwaarloosde wetenschappen. (Tijdspiegel 1898 N°. 1).
De heer Steinmetz behandelt in genoemd artikel verschillende officieel in Nederland verwaarloosde wetenschappen, en reeds zonder er op te wijzen zal ieder vermoeden, dat ook de Aardrijkskunde in dit kader gebracht wordt, naast sociologie, anthropologie en ethnologie. De overige, door Mr. Steinmetz genoemd, als psychiatrie, neurologie, psychologie, paedogogiek, criminalogie, folklore en kunstgeschiedenis, vallen buiten ons gebied; alleen wegens het over eerstgenoemde wetenschappen gezegde willen wij op dit artikel de aandacht vestigen, daar zij in het naauwste verband staan met de aardrijkskunde.