Deze opvatting is gebaseerd op de studie der zwervelingen van het groothertogdom Oldenburg en op den ouderdom der morainen daar te lande. Uit de oro- en hydrographische toestanden tusschen Weser en Rijn wordt alsdan afgeleid, dat deze stroom in de bedoelde streken van N.O. naar Z.W. gericht is geweest. Aan deze verhandeling is eene schetskaart van Nederland toegevoegd, waarop de eindmoraines, Ssar en ijsrand voorkomen.

III. Vergleichende Untersuchungen über das Diluvium im Westen der Weser.

Deze vergelijkende onderzoekingen hebben ten doel, om de uitkomsten, die de schrijver in de beide eerste gedeelten zijner „Diluvialstudien" heeft verkregen, in overeenstemming te brengen met de observatien der Nederlandsche geologen. Er worden achtereenvolgens behandeld:

1. Heimctth der Geschiede. (X.. Jahresber. d. Nat. Ver. Osnabrück).

Het resultaat van het onderzoek der zwervelingen wordt samengevat

zooals volgt: „Voor het geheele, westelijk van den Weser gelegen gla„ciaalgebied is de hoofdmassa der erratische gesteenten geleverd door dat „gedeelte van Zuid- en Midden-Zweden, dat in het Oosten, resp. Noordoosten, van de groote verschuivingslijn is gelegen, daaronder begrepen „aangrenzende streken van de Oostzee en van den Bottnischen Zeeboesem. „Betrekkelijk niet minder talrijk zijn gesteenten van Schonen vertegenwoordigd, terwijl uit de geheele overige streek in het Westen en Zuidwesten der verschuivingslijn evenals uit Finland en uit het Oostbalticum „hoogstens slechts geheel sporadisch erratisch materiaal hierheen geko„men is."

2. Gliederung des Diluviums {XL Jahresber. d. Naturw. Ver. Osnabrück).

Uitgaande van de krachten, die de vormen der oppervlakte deden ontstaan , wordt het diluvium in het Westen van den Weser in drie streken verdeeld: i) glaciaal, 2) glaciaal-fluviatiel, 3) fluviatiel diluvium. „Van „deze drie diluviale streken vormt de glaciaal-fluviatiele eene tusschen„zone tusschen het noordelijke, glaciale, en het zuidelijke, fluviatiele „diluvium, die voorloopig slechts op zeer onvolkomen wijze kan worden „afgebakend." Voor de vertikale indeeling wordt van uit een genetisch standpunt het volgende schema ten grondslag gelegd:

6) Spatfluviatil I „ . 0 .

S) Spathvitaglacial } SPathvlt^cial-fluviatil, Spatdiluvial. 4) Inglacial, Innenmorane i

oder Geröllglacial f .. , .

3) Subglacial, Grundmorane / oranenS aci .

oder Geschiebeglacial ]

2) Frühhvitaglacial | „ ,, . „ , . , „ .

1) Frühfluviatil j Frühhvltaglaclal-fluv'atil, Frühdiluvial.

32