gemaakt, waaraan geen kosten gespaard zijn om ze aan de eischen van den laatsten tijd te laten voldoen.

Zij bestaan in de eerste plaats uit negen groote havens. Die havens, de opslagplaatsen, kolentips, kranen, enz. worden door de stad Dortmund aangelegd, die daartoe een terrein, groot 157 H.A., heeft aangekocht, waarvan ongeveer de helft door de havens wordt ingenomen. De havens en opslagplaatsen worden door meer dan 20 K.M. spoor met een nieuw groot havenstation verbonden. Al deze inrichtingen kosten ongeveer 5V2 millioen Mark, waarvan 3A door de stad betaald wordt. Tevens heeft de stad voor 2 millioen Mark elektrische inrichtingen gemaakt, die kracht, licht en drinkwater voor de schepen verschaffen.

Ook aan het andere eindpunt te Emden worden door het Rijk en de stad groote haveninrichtingen gemaakt.

Het buitenvaarwater op de Eems is in de laatste jaren veel verbeterd, zoodat de diepte er 7,5 M. beneden H. W. bedraagt. (Het verschil tusschen eb en vloed bedraagt hier ongeveer 2,75 M.). De sluis aan het einde van het kanaal dat Emden met de Eems verbindt heeft evenwel slechts 6,5 M. slagdrempeldiepte, bij 15 M. wijdte en 100 M. lengte, zij is dus zeker niet geschikt voor de grootere zeeschepen van onzen tijd. De Regeering denkt er aan eene grootere sluis te bouwen.

De voornaamste Eemshavens na Emden zijn Leer (aan de Leda) en Papenburg. De eerste is nu bij H. W. voor schepen van 4,8 M. diepgang te bereiken; eene nieuwe sluis is ontworpen diep 7 M. onder het gemiddelde vloedpeil. Te Papenburg kunnen nu schepen van 3,5 S. 4 M. diepgang bij H. W. binnenloopen. Ook hier neemt men zich verbeteringen voor.

Men ziet dat belanghebbenden en de Staat door havenaanleg en wat daarbij behoort hun best doen nu zooveel mogelijk partij te kunnen trekken van het nieuwe kanaal en het daaraan besteede kapitaal van 78 millioen Mark.

Gaan wij nu de beteekenis na van het Dortmund-Eemskanaal, als kanaal op zich zelf beschouwd, voor een deel van Duitschland en voor het buitenland, meer in 't bijzonder voor Nederland.

Tusschen Dortmund en Herne, twee middelpunten van de zoo uitgebreide Westfaaische industrie ter eene en de Eemshavens ter andere zijde bestaat reeds een druk spoorwegverkeer. Uit Westfalen worden massa-artikelen als steenkolen, cokes en steen en de meer waarde hebbende artikelen ijzer, ijzerwaren en machinerieën uitgevoerd, terwijl mijnhout, pek, graan en koloniale waren worden ingevoerd. Dit vervoer wordt voornamelijk gevoed door het verkeer met de Oostzeehavens.