ginnen of, zoo men wil, aan de Keizershaven te Ruhrort, waarmede het door een tak zal verbonden worden. Bij Oberhausen komt het kanaal in het Emscherdal en volgt de zuidelijke helling daarvan; zijkanalen van Mtthlheim, Essen, Bochum en Wanne komen er in uit. Het loopt dan langs Herne, gaat over het Emscherdal en volgt daarna een meer noordwaartschen loop; voorbij Heinrichenburg mondt het zijkanaal van Dortmund er in uit en beneden Datteln overschrijdt het op een 18 M. hooge viaduct het dal der Lippe, welke rivier bij eventueele kanalisatie er mede kan worden verbonden. Het kanaal gaat dan verder noordwaarts voort langs Münster, dat, langs het kanaal gemeten, ongeveer 100 K. M. van den Rijn verwijderd is.

Hier wordt de waterscheiding tusschen Rijn en Eems gesneden; het kanaal gaat over deze laatste en volgt dan die rivier tot Bevergern, waar de meest westelijke uitloopers van het Teutoburgerwoud worden bereikt. Terwijl van hier een als tak te beschouwen kanaal noordwaarts gaat langs en door de gedeeltelijk gekanaliseerde Eems naar Emden, buigt het hoofdkanaal oostwaarts om genoemde hoogten heen en gaat dan langs de noordzijde hiervan in oostelijke richting voort, kruist de Wezer over een hooge viaduct ten noorden van Minden en loopt in algemeene strekking steeds oostwaarts t. N. langs de stad Hannover orn, Leine, Aller, Oker, enz. snijdend, om eindelijk met twee korte takken de Elbe te bereiken. De zuidelijke komt in die rivier uit te Maagdenburg, de noordelijke te Heinrichsberg tegenover den mond van het Ihle-Plauer-Kanaal. Stadthagen, Hannover, Hildesheim, Peine en Brunswijk worden door zijkanalen met het hoofdkanaal verbonden.

Het Mit teiland-Kan aal is 469,5 K. M. lang en in zeer gunstige omstandigheden wat zijne verdeeling in panden betreft. Op die groote lengte nl. zijn met inbegrip van de sluizen ter verbinding met den Rijn en de Elbe slechts 14 sluizen noodig. Met 7 daarvan stijgt het kanaal eerst van den Rijn naar het hoogste pand, dat over de Lippe gaat en waarmede het de waterscheiding tusschen Rijn en Eems overschrijdt op eene hoogte van 56 M. boven Normal-Nul (gemiddelde oppervlakte der zee). De waterscheiding tusschen Eems en Wezer zal het kanaal op 50 M. hoogte snijden en die tusschen Wezer en Elbe op 56,6 M. hoogte. Deze drie hoogste panden nu vormen samen de grootste lengte van het kanaal, nl. bijna 400 K. M., zoodat hierop slechts 2 sluizen voorkomen. Met 5 sluizen heeft dan de daling naar de Elbe plaats.

Het kanaal zal van water voorzien worden uit de rivieren die het snijdt, nl. uit de Ruhr, Lippe, Wezer en Leine, terwijl de hoogste panden in zekere tijden boven peil gehouden worden om daaruit bij droogte, als de kleine rivieren geen water kunnen missen, de lagere