Opmerkelijk is het, dat in bijna alle over Indië handelende werken deze vinnige diertjes springh\oe&zu\ge.rs worden genoemd. Trouw schrijft de een het den ander na, en toch is de naam volkomen onjuist, en zou men inderdaad tevergeefs een springorgaan bij deze wormen zoeken. Zij bewegen zich voort evenals de spanrupsen met vrij groote snelheid, klimmen langs stammen en takken, staan rechtlijnig op het pad, op steenen, takjes en bladeren en bewegen het dunne lijfje als zoekende naar alle kanten. Door welk orgaan zij het naderen van hun prooi gewaar worden is ons onbekend, maar zeker is het, dat ze die bemerken; want gaat men, vooral bij regenachtig weer, door het bosch, dan ziet men de bloedzuigers van alle zijden aankomen als men een oogenblik stilstaat. Strijkt men langs takken en bladeren dan laten zij zich onmiddellijk los om zich te hechten aan of neêr te vallen op hun prooi en dan voelt men vaak plotseling een prik op een plaats, waar men allerminst een bloedzuiger zou wenschen of verwachten.

Des anderen daags begon andermaal de klauterpartij, moeielijker nog dan gisteren, maar die tot loon ons bracht op den hoogsten der zeven toppen, waaruit de kam van het Ranai-gebergte bestaat. Het kostte vrij wat arbeid de knoestige, harde dwergboomen op te ruimen, waarvan de mossen in lange baarden afhingen en waartusschen pandan's en scherpe grassen een warnet vormden. We stonden ten 10 ure aan den rand van een afgrond, omgeven door dikke grijze wolken, die weldra zich oplosten in dikke droppels. Nog enkele oogenblikken en de helder blauwe hemel glansde boven ons in 't volle zonlicht. Rondom een eindeloos vergezicht. Fraai belijnde het witte zandstrand de blauwe zee, hier en daar belegd met groene eilandjes en in de baai daarginds, meer dan drie duizend voe-