er tegelijk met de gewone rijstsoorten verbouwd. Is de droge moesson, moesin selatan, ingetreden, dan gaat de landbouwer aan het werk. De op het gekozen terrein staande boomen worden geveld, de kleine tot op den grond en de grootere een eind daarboven, menebas menebang. De struiken en het gras zijn reeds te voren gekapt en gesneden om het kappen van het geboomte gemakkelijker te maken. Als al het gerooide droog is, wordt het verbrand, membakar ladang. Het lichte, door het vuur niet geheel verteerde hout en het nog overgebleven gras worden opgeruimd, de wortels der gevelde boomen, voor zoover dringend noodig, verwijderd en het terrein verder zoo goed mogelijk gezuiverd, mentjoetji tanah. De stompen en stammen der gevelde groote boomen blijven echter onaangeroerd, terwijl de grond overigens geene bewerking ondergaat. Bij al deze werkzaamheden wordt de ontginner ter zijde gestaan door familieleden en ook wel eens, tegen eenige vergoeding, door dorpsgenooten.

De plek is thans gereed om beplant te worden, doch daartoe wordt niet overgegaan voor en aleer een maaltijd, door den ontginner in gereedheid gebracht, gebruikt is, berselang menoegal, waaraan de mannen en vrouwen deelnemen, die hem bij de uitzaaiing behulpzaam zullen zijn. Na afloop gaan de genoodigden het zaad op de ladang brengen, menoegal. De mannen voorzien zich van puntige stokken waarmede zij gaten in den grond steken, die doorgaans vier decimeter van elkaar verwijderd zijn, terwijl de vrouwen van de zaadpadi, welke zij in een mandje bij zich dragen, eenige korrels in elke opening werpen; in één dag is men hiermede gereed.

Omstreeks een maand na de uitzaaiing wordt het veld gewied, memotong roempoet, wat gewoonlijk het werk