DE POEL AU TOEDJOEH

IN HET

ZUIDELIJK GEDEELTE DER CHINEESCHE ZEE

DOOR

A. L. VAN HASSELT en H. J. E. F. SCHWARTZ.

(Met illustraties en kaarten).

( Vervolg).

Het pad voert eerst door roembia-bosschen over drassig terrein, maar spoedig betreden wij weer een vasten bodem van donkerbruine klei, waar het weelderig plantenkleed bewijs geeft van vruchtbaarheid; dan stijgt het terrein met flauwe helling en na twintig minuten geloopen te hebben bevonden we ons op een plateau, dat de waterscheiding tusschen de naar het oosten stroomende riviertjes en de Soengei Bindjei vormt. Het bosch, dat eerst tamelijk dicht was, wordt langzamerhand ijler en hield eindelijk geheel op, toen wij op een dor en onvruchtbaar gedeelte kwamen, op zandgrond met een schralen plantengroei. Naast lage boompjes met naaldvormige bladeren, zagen wij hier en daar resam, een grove varensoort met lange, houtachtige stengels, en karmoenting (rhodomyrtus tomentosa) met eetbare zwartroode zoete vruchtjes. Dergelijke onvruchtbare vlakten noemt de inlander padang, open vlakte, als tegenstelling met het omringende, met dichte bosschen begroeid terrein. De padang, waarop wij ons thans bevinden, heet Padang Ajer Teris, en is door een ijl bosch van een paar honderd meter breedte van een tweede vlakte, Padang Ajer Langsat, gescheiden. Daarna loopt het pad door