welke het kamponghoofd in gereedheid deed brengen, om mij in de gelegenheid te stellen mijn reis naar Koewala Kapoewas voort te zetten. Laatstgenoemde plaats bereikte ik des avonds ten 8 ure en hier bleef ik 2 dagen in afwachting van mijn bidar, die den omweg langs de Troesan gemaakt had en den 24ste!! des avonds aankwam.

Den 2 5sten 's morgens om 6 uur zette ik mijn reis naar Bandjermasin voort, welke plaats ik dienzelfden avond om 4 uur bereikte. De weg leidt langs een kanaal, dat van de Kapoewas, tegenover Koewala Kapoewas, naar de Barito is gegraven — ± 2 M. diep en 3 M. breed —, waarna men laatstgenoemde rivier ongeveer 3 uren afvaart en dan de Kween, de noordelijkste monding van de Martapoerarivier, bereikt, waaraan Bandjermasin is gelegen-

Den 2den Augustus daaraanvolgende was ik te Batavia teruggekeerd.