den tocht tot Tg. Koeroen voortzetten. Tg. Roengan ligt zooals de naam aanduidt, aan de samenvloeiing van Roengan en Kahajan; het is een nette kampong, welke een 75-tal zielen — allen Christen Dajaks — telt. Zeer gastvrij werd ik door den alhier gevestigden zendelingleeraar ontvangen; Z.Ed. had de Roengan meermalen bevaren en deelde mij mede, dat de reis van af hare monding naar de meest bovenstrooms gelegen bewoonde plaats, Loeang Djori, 9 dagen duurt, terwijl men hetzelfde traject in omgekeerde richting in 5 dagen aflegt.
Bovenstrooms van Loeang Djori is de Roengan nog slechts voor boengs bevaarbaar; van die plaats tot Tg. Roekoe is het verval gering en stroomt de rivier traag langs hooge oevers. Bij Tg. Roekoe, waar de rivier in het vlakke land komt, stort zij zich langs 3 achtereenvolgende watervallen naar beneden en is verderop goed bevaarbaar. Bij Tg. Iawé neemt zij de Mënoehing op en wordt nu beduidend breeder; ware het niet dat veel drijfhout in dit lagere gedeelte der rivier voorkomt en dit zich daar veelal vastzet omdat de stroom bijzonder traag is, dan zou de Roengan hier, door niet te diep gaande stoomschepen, bevaren kunnen worden.
De Kahajan, die bij Tg. Roengan reeds ± 500 M. breed is en allengs in breedte toeneemt, stroomt nu verder tusschen zeer lage oevers zuidwaarts. Bij vloed — die zich tot aan laatstgenoemde plaats doet gevoelen — overstroomen de oevers reeds gedeeltelijk en bij hoogen waterstand, zooals deze vooral in den regentijd voorkomt, loopt het land zoover het oog reikt onder water en verheft zich daarboven slechts hier en daar een hooger gelegen plekje grond, waarop men gewoonlijk een 4 a 5-tal armoedige hutten gebouwd ziet.
Den i9<ien Juü 's middags om 1 uur vertrok ik van Tg.