het Kahajan-stroomgebied uit lieden van vierderlei oorsprong bestaat, nl.:
i° zij die behooren tot den ouden Kahajan-stam,
2° de Ott-Danoms,
3° lieden afkomstig van Koewala-Kapoewas en omstreken en
4° personen, voortgekomen uit de vermenging van de onder i° , 2° en 30 genoemden.
De lieden van den Kahajanstam worden verdeeld in de Baradija, de Baranarai, de Baranijet en de Barahéjan, al naar mate het woord „neen" in de taal (bara) dier menschen wordt overgebracht.
De Baradija wonen aan den benedenloop der Kahajan en stroomopwaarts tot aan de nederzetting 1 ewang Pandjangan; de Baranarai van laatstgenoemde plaats tot aan K. Koeroen, de Baranijet van de nederzetting Sarerang tot aan Toembang Hawaoen en de Barahéjan tusschen laatstgenoemde plaats en Toembang Mirih.
Tusschen K. Koeroen en Tg. Mirih woont verder nog eene gemengde bevolking van Baranijet en Barahéjan, terwijl K. Koeroen, Tg. Tambirah en Tg. Menjangan bewoond worden door afstammelingen van eene bevolking, welke zich meer dan 100 jaren geleden van uit K. Kapoewas te K. Koeroen vestigde.
Daar de bevolking zich echter in den laatsten tijd reeds sterk aan het vermengen is, zal het langzamerhand moeilijker gaan vallen de grens tusschen de verschillende stammen te trekken. In die vermenging deelen nog het minst de Ott-Danom, die aan de Kahajan wonen stroomopwaarts van Tg. Mirih en aan de rivier van dien naam. Ofschoon zij een geheel ander dialect spreken dan de Ott-Danom uit de Mëlawi, hebben zij daarmede in zeden en gewoonten zooveel gemeen, dat het niet onwaarschijnlijk