op rekenen kan gemiddeld 40 KM. per dag te vorderen en zulks omdat men hier in eene groote mate afhankelijk is van de stroomsnelheid, welke rechtstreeks verband houdt met de weersgesteldheid. Reeds een enkele flinke regenbui doet haar invloed op den waterstand in de Mëlawi en daarmede op de stroomsnelheid gevoelen, hetgeen daaruit te verklaren is, dat de hoofdrivier bij een bijzonder lang, slechts een betrekkelijk smal stroomgebied heeft en de bronnen van het groot aantal zijrivieren in den regel op eene vrij aanzienlijke hoogte liggen, zoodat die zijrivieren een groot verhang hebben en het regenwater snel afvoeren.
Aangezien de waterstand in de Mëlawi schier uitsluitend afhankelijk is van den regenval, zouden uit de waterstanden, mits over voldoend langen tijd waargenomen, gevolgtrekkingen gemaakt kunnen worden omtrent den regenval in dit stroomgebied. Uit de daaromtrent door den controleur te Nangah Pinoh gedane waarnemingen over de jaren 1889 tot en met 1893, bleek mij, dat de regenval toeneemt van Juni tot December, daarna afneemt tot Maart, in laatstgenoemde maand en in April weer toeneemt om in Mei weer af te nemen.
Onder normale omstandigheden, d. w. z. niet te gunstige noch te ongunstige, heeft men voor het afleggen van een traject stroomafwaarts, ongeveer de helft van den tijd noodig, dien men besteedde voor het stroomopwaarts roeien.
De oevers der rivier zijn van Nangah Pinoh tot de S. Këroewab afwisselend hoog en laag, de linkeroever is over het algemeen hooger dan de rechter, doch hooger dan 20 M. is de eerste zelden. Schier overal zijn zij dichtbegroeid, slechts hier en daar bij de nederzettingen van de bevolking heeft men het terrein zooveel noodig opgeruimd. Van af de S. Këroewab wordt het terrein aan den rechteroever