2 paar zeildoeksche- en 2 paar leeren schoenen bij mij; de eerste bevallen op den duur het best, omdat zij na nat geweest te zijn, zonder hard te worden, spoedig weder drogen.
Die kleedingstukken met eenige onderkleeding waren verpakt in 2 blikken trunks, welke elk een éénmans vracht vormden. Die trunks hebben wel is waar het nadeel van zwaar te zijn, maar zelfs wanneer zij dagen lang aan regen bloot gesteld zijn of wanneer er een golf in de prauw slaat, blijft de inhoud volkomen droog.
Een dunne oprolbare kapokmatras met hoofdkussen, dienden mij tot nachtleger, dat ik öf in de prauw (bidar) uitspreidde óf — wanneer wij buiten moesten bivakkeeren — op een baleh-baleh, welke overal spoedig in elkaar te zetten was, deed leggen. Matras en hoofdkussen werden overdag in een flink stuk hospitaal-linnen gerold en bleven zoodoende goed droog.
Aan meubilair — hoofdzakelijk ten gebruike te Toembang Anoi — had ik medegenomen een opvouwbaar krukje en een tafel met los blad, dat dicht geslagen kon worden en rustte op een schraag, welke eveneens met het oog op het transport kon worden toegevouwen.
Het vorenstaande, vermeerderd met eenig schrijfgereedschap, servies (gedeeltelijk van blik) enz. en een lederen tasch met genees- en verbandmiddelen, vormde mijne bagage, welke evenals de vivresvoorraad, waarmede ik mij had uitgerust, afgepakt was in vrachten van hoogstens 15 KG.
De vivresvoorraad, berekend naar de behoefte voor ±6 maanden, bestond uit rijst, conserven en dranken. Het middagmaal, dat wij op reis tegen 12 a 1 uur gebruikten en dat onderweg in de keukenprauw was toebereid, moest natuurlijk eenvoudig zijn en bestond in den regel