Dajak zoo hoog, dat hij, te midden van eenige Dajaks te werk gesteld, het niet over zich schijnt te kunnen krijgen, het werk gelijkmatig met hen te deelen. Als hij er kans toe ziet, dan laat hij zich zelfs door den Dajak bedienen en gelukt hem dit niet, dan kiest hij toch altijd de minst zware taak of werkt met halve kracht.

Men zij steeds voorzichtig in de keuze van stuurman, waarvoor velen zich opwerpen, omdat zij liever sturen dan roeien, maar waarvoor alleen diegenen bruikbaar zijn, die het vaarwater goed kennen. Van het beleid van den stuurman hangt, bij het passeeren van riams en stroomversnellingen, veel, zoo niet alles, af. Het dagloon voor een Maleischen roeier in de Mëlawi bedraagt ƒ 1,00 zonder of ƒ0,80 met den kost; de Maleiers waren aangenomen tot Rangoi, de laatst bewoonde plaats aan de Ambalau, daar zouden wij hen tegen Dajaks moeten verwisselen. Die Dajaks betaalden wij toen ƒ 1,00 met den kost en nog heette het een dienst, dien zij ons bewezen. De kost bestaat uit i1/* kattie rijst, 'U kattie gedroogde visch en 0.025 K. G. zout, per man en per dag, waarbij dan voor versnapering nog wat tabak gevoegd wordt. Als ruilmiddel heeft men onder de Dajaks meer aan den Singapoorschen dollar dan aan Nederlandsche munt. Ik kreeg voor een dollar meer gedaan, dan voor een rijksdaalder.

Mijn bagage bestond aan bovenkleeding uit 3 grijs linnen en 2 flanellen pakken; van de laatste had ik na zonsondergang veel wil; vooral des nachts kon het in de bivaks in de altijd vochtige bosschen, bijzonder kil zijn. Op de rivieren is het overdag in de zon daarentegen buitengewoon warm; een groote strooien hoed en een blauwe bril — het schitteren van de zon op het water is op den duur zeer hinderlijk en vermoeiend voor de oogen — kwamen mij daarvoor zeer goed te pas. Aan schoeisel had ik