regel wat scherper gebouwd dan elders; om zich bij regen tegen nat worden te vrijwaren, wordt over de geheele lengte van de prauw een kadjang dak aangebracht. Niet alleen voor dit doel hadden wij ons met een ioo-tal kadjangs van i M. lengte en 0,6 M. breedte uitgerust, maar ook om ze als dakbedekking te gebruiken voor de hutten, welke gebouwd zouden moeten worden, daar waar wij in onbewoonde streken een bivak zouden moeten betrekken. Zij zijn ons uitstekend te pas gekomen en de ondervinding leerde mij, dat men voor dit doeleinde moeilijk iets practischer mede kan nemen.
In de bovenrivieren, waar soms zeer weinig water staat en vooral daar waar veel steenen in de rivierbedding voorkomen , is het noodzakelijk de sampans tegen prauw-boengs te verwisselen. Deze onderscheiden zich van eerstgenoemde vaartuigen, doordien zij een platten bodem hebben en dus minder diep gaan, verhoogde zijwanden bezitten, waardoor de golven bij het passeeren van riams minder gemakkelijk in het vaartuig slaan en verder doordat zij van een zachtere houtsoort vervaardigd worden, zoodat zij bij het in aanraking komen met steenen, minder gemakkelijk barsten dan de sampans. Sampans en boengs kunnen, al naar gelang van de grootte, 3—12 personen bergen, de eerste worden meestal, de laatste uitsluitend met korte riemen geroeid.
Welke soort van roeivaartuigen men ook gebruikt, men denke er steeds aan, elke prauw uit te rusten met 2 rollen rottan, elk van 25 M. en van de beste qualiteit en 10 °/o reserve roeiriemen. Het breken van een rottantros bij het optrekken van een vaartuig door de riams of het breken van een riem bij het passeeren van stroomversnellingen , zonder dat onmiddellijk een andere riem bij de hand was, heeft reeds menig vaartuig doen verongelukken.