Pinoh, het district, waarvan de bevolking, volgens eene in 1895 gedane opneming, nagenoeg 5000 Dajaks en schier evenzooveel Maleiers bedraagt.
De Pinoh-rivier vormt schier den eenigen toegangsweg tot het district, want al schijnt ook deze waterweg, welke als zoodanig zelfs voor de kleinste vaartuigen niet verder bruikbaar is dan tot Sanka Doewa, een zeer moeilijk en dikwijls gevaarlijk accès te vormen door de vele en groote riams, welke in deze rivier worden aangetroffen, toch schijnt hij nog de voorkeur te verdienen boven de moeilijke bergpaden, waarlangs men de grenzen van het district op enkele punten uit de landschappen Sintang, Matan en Kota Waringin kan overschrijden.
Op de vierkante paal Gouvernementsgebied te Nangah Pinoh, staat de controleurswoning en daarnaast het blokhuis voor 1 officier en 30 minderen, welke militaire bezetting echter einde 1896 kon worden ingetrokken, toen de politieke toestand in het boven-Mëlawi-gebied zooveel verbeterd was en het gevaar voor ongeregeldheden in het Pinoh-gebied, door de regeling van zaken aldaar, belangrijk verminderde.
Naast eene Maleische, vindt men te Nangah Pinoh eene Chineesche bevolking, 1 Januari 1894 ruim 400 hoofden sterk. De Chineezen houden daar toko's, waaruit de bevolking van het boven-Mëlawi-gebied zich van het noodige voorziet en drijven een handel in boschproducten. Zelf mogen zij zich niet dan met bijzondere toestemming en voor beperkten tijd in de boven-Mëlawi ophouden, van daar dat zij veelal Maleiers als tusschenpersoon gebruiken, om hunne vaartuigen met snuisterijen enz. beladen de rivier op te zenden en deze aan de Dajaks te slijten, ten einde in ruil daarvoor boschproducten af te voeren.