Enthoven mocht ontvangen; weinigen kunnen zeker op zulk eene volledige bekendheid met land, volk en toestanden in die residentie bogen, als deze officier. Van veel dienst zijn mij verder bij het verzamelen mijner gegevens geweest, de verdienstelijke Controleur bij het Binnenlandsch Bestuur op de buitenbezittingen P. J. Barth, destijds controleur der onderafdeeling Mëlawi, die mij op een gedeelte van de reis vergezelde en het Maleische hoofd Mas Sepa Wangsa uit Sintang. De kennis van dezen laatste omtrent het Mëlawi-gebied is zeer groot; reeds als 20-jarige jongeling, diende hij de onzen daar als gids tijdens de zoogenaamde Sintangsche onlusten in 1863—67 en sedert onderhield hij voortdurend handelsrelatiën in die streek.

Zij, die in dit stuk mededeelingen mochten hopen aan te treffen omtrent de orographie, geologie, flora en fauna van Borneo, zullen worden teleurgesteld. Daartoe meer bevoegden dan ik, zijn sedert met dat doel het eiland doorgetrokken en zullen, voor zoover zij den uitslag hunner onderzoekingen nog niet hebben geopenbaard, dit ongetwijfeld nog doen. Mijn reis had een militair doel en daarnaar richtten zich in hoofdzaak mijne onderzoekingen; verder zal ik mij in de ondervolgende regelen ook op practisch gebied bewegen, want bij ondervinding is het mij bekend, hoe er ook in dat opzicht bij reizigers in eene streek als de binnenlanden van Borneo, behoefte aan wenken bestaat.

De aanleiding tot de reis was de volgende. Op voorstel van de hoofden van Gewestelijk bestuur van Borneo's Wester- en Zuider en Ooster-Afdeeling, had de Regeering bepaald, dat de controleur van de onderafdeeling Mëlawi uit eerstgenoemd en die van de afdeeling Dajaklanden uit laatstgenoemd gewest, in het voorjaar van 1894 zouden

1