van Hamel, Ass. Resident van Tjitjalengka (Preanger); J. A. Hardeman, Resident van Bantam te Serang; Mr. A. D. H. Heringa, Algemeen Secretaris te Buitenzorg; P. J. F. van Heutsz, Ass. Resident van Karang anjer (Bagelen); W. C. Hoogkamer, Resident van Tapanoeli, te Siboga; Mr. J. C. Mulock Houwer, Lid v. d. Raad van Ned. Indie te Batavia; C. J. de Jaager, Resident van Kediri; E. J. Jellesma, Resident van Menado; Mr. C. W. Kist, Resident v. d. Preanger Regentsch. te Bandoeng; Dr. S H. Koorders, Houtvester te Buitenzorg; L. C. A. F. Lange, Resident van Banjoemas; H. J. Meertens, Notaris te Batavia; W. Meyer Ranneft, Adj. Inspect. v. h. Inl. Onderw. te Siboga (Tapanoeli); J B. H. Oomen, Ass. Resident van Bondowosso (Besoeki); Dr. C. D. Ouwehand, Offic. v. Gez. O. I. Leger te Lagoe boti (Sumatra); H. J. W, van Lawick van Pabst, Hoofd inspect. v. Cultures te Batavia; H. W. van Ravenswaay, Resident van Soerabaja; VV. van der Rest, Ingenieur, Chef v. h. Kadaster te Batavia; Dr. van Ronckel, Ambten, v. d. beoef. v. inl. talen te Batavia; G. A. Scherer, Lid v. d. Raad v. Ned. Indie te Batavia: H. E. B. Schmalhausen, Ass. Resident v. Poerbolinggo (Banjoemas); Mr. J. Schoutendorp, Advokaat te Batavia; Dr. C. Snouck Hurgronje, Adviseur voor Oostersche talen en Mohammedaanse!) Recht te Batavia; G. F. Soeters, Luitenant-kolonel te Palembang; H. E. Steinmetz, Ass. Resident van Bandoeng; J. W. Stemfoort, Generaalmajoor te Batavia; P. F. Sythoff, Resident van Semarang; A. G. Valette, Secretaris van Batavia; W. de Vogel, Resident van Soerakarta; W. Buurman van Vreeden, Hoofd inspect. v. h. Bosch wezen te Batavia; J. W. Young, Ambten, v. Chineesche Zaken te Semarang.
F. M. Knobel, Minister Resident te Peking; W. Oudendijk, SecretarisTolk te Peking.
Onder de leden, wier verlies ons Genootschap in het afgeloopen jaar bijzonder te betreuren had, behooren de heeren Rein Fennema, Hoofdingenieur bij het Mijnwezen die den 27ste November jl. in het Posomeer verdronk, en S. W. Tromp, Resident van Borneo's Wester-Afdeeling die 10 Dec. 1897 kwam te overlijden. Beiden hebben herhaaldelijk door woord en daad hunne belangstelling in ons Genootschap betoond en voor de geographische wetenschap is hun heengaan een groot verlies geweest.
De ten vorigen jare verkozen 4 eere-leden en 2 corrcspondeerende leden hebben alle hunne benoeming aangenomen, met uitzondering van den heer K. J. Bogdanowitsj, die wegens zijne reizen in het uiterste Oosten van Siberiƫ en in Kamtsjatka nog niet in de gelegenheid was te antwoorden. Op 2 April 1898 benoemde het Bestuur tot eere-leden-.