VERSLAG

VAN DE

VIE R EN TACHTIGSTE

ALGEMEENE VERGADERING

VAN HET

KONINKLIJK NEDERLANDSCH AARDRIJKSKUNDIG GENOOTSCHAP.

Gehouden op 23 April 1898, in een der lokalen van het genootschap „Natura Artis Magistra" te Amsterdam.

Wegens ziekte van den Voorzitter, den heer W. P. Groeneveldt, opent de ViceVoorzitter Dr. H. F. R. Hubrecht de Vergadering.

De Secretaris brengt het Jaarverslag over 1897 uit, alsmede, wegens afwezigheid van de heeren J. IJzerman en L. Roosenburg, eerstgenoemde wegens ambtsbezigheden, de laatste wegens ziekte, de verslagen der beide Bibliothecarissen van den toestand der Bibliotheek en der Kaarten-verzameling des Genootschaps. Daar de Penningmeester, de heer F Adama van Scheltema, wegens afwezigheid in het buitenland, almede niet tegenwoordig kon zijn, leest de Vice-Voorzitter het Verslag over de geldmiddelen voor, sluitende met een nadeelig saldo van ƒ533,54- Dit schijnbaar ongunstige resultaat wordt veroorzaakt door een bedrag van ƒ862,50, die het Genootschap in het afgeloopen jaar aan successierechten voor een legaat te betalen had, en wordt volkomen gecompenseerd door de jaarlijksche uitkeering van ƒ500,— uit dat legaat voortvloeiende, waarmede de inkomsten van het Genootschap voortaan voor goed vermeerderen. De rekening over het afgeloopen jaar is door de heeren Prof. Dr. J. J. M. de Groot en Dr. A. Kluyver nagezien en accoord bevonden.

Al deze verslagen zijn hierachter opgenomen.

Op de begrooting van 1898 is een bedrag van ƒ1000,— uitgetrokken voor de feestelijke herdenking van het vijf en twintig-jarig bestaan des Genootschaps.

Nadat de Voorzitter namens de Vergadering den Secretaris, de Bibliothecarissen en den Penningmeester dank gezegd heeft voor de uitge-