konden voorzien door op zee te gaan in kano's; hij heeft hun de middelen verschaft om rendieren te vangen, en zij nemen nu, zeker sedert 1850, in aantal toe".
Sir Clements Markham vind het plan om Eskimo's mee naar het noorden te nemen, een van de belangwekkendste punten van Peary's program voor zijn aanstaande poolreis. Daarover hebben wij vroeger reeds een en ander medegedeeld. Afgezien van de mogelijkheid, een tweede expeditie è. la Nansen te ondernemen, maar eenige graden „hoogerop", zoodat men op het toppunt van den boog de pool zelf bereiken zou, in plaats van 85° of 86°, acht Peary het nog gewenscht, een expeditie naar de pool te ondernemen, van het land uit. Geeft men toe dat deze methode nog te gebruiken is, en verwacht men iets van het bereiken van de pool zelf — of liever: voelt men daar genoeg voor — dan zal men Peary moeten toestemmen dat zijn uitgangspunt niet slecht gekozen is. Het is niet zeker dat de Frans Jozef archipel zoo klein is als Jackson meent, maar wèl, dat ze zich niet verder dan 86° uitstrekt, en als basis schijnt Groenland verkieselijk omdat men, wel is waar langzaam maar vrij zeker, zoo ver noordelijk langs de kust kan komen als nergens anders ter wereld mogelijk is, tenzij op Spitsbergen. Maar ten noorden van Spitsbergen heeft men het overwegende bezwaar van de zuidwaartsche ijsdrift, reeds door Parry in 1827 ondervonden. Grant's land is zeker niet verkieselijk, naar de ervaring door Nares indertijd van zijn „paleocrystische zee" opgedaan. Met een soort van vasteland als basis mag Peary, met veel geluk en veel volharding, werkelijk vertrouwen dat hij een goede kans heeft om van Washington-kaap de pool te bereiken — maar het blijft voor een sledetocht een heele afstand. Ook mag men in aanmerking nemen dat Peary tusschen eenige pogingen om van het noorden van Groenland een zoo hoog mogelijke breedte te bereiken, van plan is, den omtrek van Independence-baai en, naar het zuidoosten, de nog onbekende kuststrook tusschen die baai en kaap Bismarck te onderzoeken, zoodat zijn reis in dit opzicht veel voor de wetenschap zou kunnen opleveren.
Andrée. Tegen het begin van April hebben de telegrammenbureaux die de dagbladen met nieuws verzorgen , zich weer eens op kosten gejaagd, door een bericht over de expeditie van Andrée de wereld rond te seinen. De Zweedsche waaghals zou, na zich negen maanden schuil gehouden te hebben, plotseling opgedoken zijn in — het Goudland. Zekere James Carr, een gewezen postbode van de Amerikaansche regeering in het verre noordwesten, had dit bericht uit Dawson City (Klondyke), naar Victoria in Britsch Columbia overgebracht: de man beweerde brieven van Andrée in zijn bezit te hebben, en de consul van Zweden en