den, de Alpen of Pyreneeën, en dit dan eenige honderden voeten diep met sneeuw en ijs bedekt, maar toch de oorspronkelijke verheffingen en inzinkingen behoudend. Maar deze voorstelling lijkt volstrekt niet op het binnenland van Groenland. Op een zoo hooge breedte en een zoo aanzienlijke hoogte, dat men kan zeggen dat het er nooit regent, en de sneeuw er zelfs in de lange zomerdagen niet smelt, heeft de eeuwen en eeuwen voortdurende neerslag, altijd maar opeengehoopt, langzamerhand alle valleien van het binnenland aangevuld, totdat ze op gelijke hoogte gekomen zijn met de hoogste toppen; en, toen sneeuw en ijs al hooger en hooger kwamen, is het geheele bergland honderden of zelfs duizenden voeten in sneeuw en ijs bedolven geworden.
Het binnenland van Groenland is tegenwoordig niets anders dan een zeer hoog, onafgebroken plateau van sneeuw, 5000 tot 8000, en op de hoogste gedeelten 10000 voet boven den zeespiegel; het is een arctische Sahara, en hierbij vergeleken is de woestheid van de groote zandwoestijn onbeduidend. Want op deze altijd bevroren woestenij van Groenland's binnenland komt geen levensvorm voor, noch dierlijk noch plantaardig. De reiziger die deze ijswoestijn doorkruist, zooals Peary dat weken en weken achtereen gedaan heeft, ziet buiten zichzelf en zijn expeditie slechts drie dingen in de wereld: de oneindige uitgestrektheid van de platte ijsvlakte , het onbegrensde, kilblauwe hemelgewelf, en de koude, witte zon , niets anders. Hij weet ook dat op zijn weg de hoogste rotsen van de bergtoppen beneden hem nog 1000 tot 5000 voet onder de ontzaglijke ijskorst begraven liggen. Over de oppervlakte van deze hooge ijswoestenij maakte Peary zijn sledetochten, in scherpe tegenstelling met den weg van den gewonen poolreiziger: de ruwe bevroren oppervlakte van de poolzee, op het peil van den oceaan, en langs de rotsachtige kustlijn van een poolland.
Voor den kenner van arctische toestanden is één bijzonderheid van een dergelijken tocht nog van buitengewoon belang: de wijze waarop de losse sneeuw door den wind over de gladde ijskorst gedreven wordt. Niemand, zegt Peary, die er zelf niet geweest is, kan zich zulk een vreemden atmosferischen toestand voorstellen. Het waait er altijd, en altijd volgens bepaalde richtingen; de regelmaat van den wind, zooals ik die heb waargenomen gedurende een verblijf van meer dan zeven maanden op de ijskorst, en op korte tochten daarheen in elke maand van het jaar, is verbazingwekkend. Behalve bij atmosferische storingen van buitengewone sterkte, die den sneeuwstorm in alle richtingen over het land heenblaast, is de windrichting op het inland-ijs van Groenland onveranderlijk van het middelpunt naar buiten gericht, loodrecht op de richting van de dichtstbijgelegen kustlijn. Deze wind is zoo gestadig, dat