en 18,5° in Juli; de grootste amplitude in den zomer was boven houtbestrating (21,1°), in den winter boven asphalt (5,7 )• De temperatuuruitersten waren boven grasland: -{- 38,6° en_ —8,3°; boven blooten zandbodem + 40° en —7°; boven asphalt: +39.3° en — io.3°; boven houtplaveisel: + 4i,4° en —7,2° en boven steenen plaveisel: + 38»8° en 7,9°. Boven grasveld telde men 112 vorstdagen, op den naakten zandbodem 77, boven houtplaveisel 76, boven asphalt 75 en boven steenen plaveisel 62. Voor de kennis van het klimaat en de temperatuurwaar-

nemingen in de steden zijn deze onderzoekingen van belang.

* *

*

Peary en Sverdrup. — Het inland-ijs. Met een enkel woord hebben we melding gemaakt van onaangenaamheden tusschen Peary en Sverdrup. De Amerikaan verwijt den Noor dat hij zich begeeft naar de noordkust van Groenland, die toch — zoo zegt het tijdschrift van het Amerikaansch Aardrijkskundig Genootschap, dat Peary s partij neemt door den Amerikaanschen onderzoeker herhaaldelijk bereisd en het eerst voor een deel in kaart gebracht is; ook zou Sverdrup zich sommige van Peary's methoden toegeeigend hebben. Men meent in Amerika, dat aan Peary nu het zedelijke recht toekomt om zijn daar begonnen onderzoekingen voort te zetten.

Heftiger dan de redactie laat zich een inzender in datzelfde tijdschrift over den kapitein van de Fram uit. Sedert drie eeuwen is het traditie geweest, schrijft Geo. C. Hurlbert, dat ontdekkingsreizigers zich niet op eikaars gebied bewogen, en deze ongeschreven wet geldt ook voor de poolreizigers. Kapitein Sverdrup schijnt een ontdekkingsreiziger van ander slag te zijn. Hij heeft plannen gemaakt om terzelfder tijd als Peary hetzelfde gebied te bereizen, zich Peary's methoden ten nutte gemaakt, evenzeer als diens ervaring, en moet natuurlijk Peary ook afbreuk doen bij het aanwerven van personeel en het koopen van honden in NoordGroenland, zoodat hij den ander de vruchten van tien jaren arbeids ontneemt.

Sverdrup is het antwoord niet schuldig gebleven. In een Noorsch blad

schrijft hij het volgende:

Toen Sverdrup omstreeks Juli 1896 zijn plannen voor een nieuwe poolexpeditie begon uit te werken — reeds tijdens den tocht van de Fram had hij het denkbeeld daartoe opgevat — had hij er nog niets van gehoord dat Peary een nieuwe expeditie zou ondernemen. En toen Peary later daarvan sprak, kreeg Sverdrup den indruk dat het er den Amerikaan slechts om te doen was, zoo dicht mogelijk de pool te naderen. Peary had zelf gezegd dat hij óf de pool zou bereiken, öf niet levend