het Afrikaansche continent, welke tot den Tertiairen tijd in open verbinding met den Oceaan stond.
Wij moeten er opmerkzaam op maken, dat de geologische bewijzen voor die verbinding nog ontbreken.
Temperatuur der luchtzuil in cyklonen en anti-cyklonen. De „convectie-theorie", welke ook thans nog aanhangers telt, beschouwde de vorming van cyklonen als de eerste oorzaak der verstoringen in het evenwicht der atmospheer. Volgens deze theorie zou op sterk verwarmde plaatsen een opstijgende luchtstroom ontstaan; de waterdamp in deze opstijgende lucht zou condenseeren en de hierdoor vrij geworden latente warmte moest den opstijgenden stroom versterken. In de hoogere lagen echter vloeit de opgevoerde lucht af naar alle zijden, en daalt dan afgekoeld naar de aarde, om daar de anti-cyklonen te vormen. Zoo voedt de cyklone in de hoogere luchtlagen de anti-cyklonen in den omtrek, terwijl de anti-cyklonen nabij de aarde de cyklone voeden.
Deze verklaring heeft voor de tropische cyklonen en eenige beperkte verschijnselen op onze breedte, zooals bijv. voor de tornado's van NoordAmerika, haar waarde nog niet verloren, en wordt daarvoor vrij algemeen aangenomen.
Doch sedert door Hann is aangetoond, dat volgens de waarnemingen op den Sonnblick ') de gemiddelde temperatuur der geheele luchtzuil in het centrum der anti-cyklone hooger is dan in het centrum der cyklone, blijft genoemde convectie-theorie voor de algemeene weersverschijnselen der gematigde en koude luchtstreken niet meer toepasselijk. De vorming der cyklone kan derhalve niet meer het produkt van abnormale verwarming zijn, en de eerste verstoring van het evenwicht moet dus uitgaan van de anti-cyklone. Deze ontwikkelt zich waarschijnlijk op eene plaats, waar een tak van den algemeenen bovenluchtstroom in de richting der polen naar beneden daalt, en in de nabijheid eene vermeerdering van luchtdruk doet ontstaan.
De waarnemingen op den Sonnblick stonden tot nog toe hoofdzakelijk op zich zelve. Later zijn evenwel in Amerika waarnemingen gepubliceerd, die tot hetzelfde resultaat leiden. In het Report of the Chief of the Weather-Bureau 1895—96 (Washington 1896), part IV, publiceert Morill eenige onderzoekingen, gebaseerd op de waarnemingen te Pikes Peak en Colorado-Springs, respect, op 38° 50'N. Br., 105° 2'W. L. 4308 meter hoog, en 38° 50'N. Br. 104° 49' W. L. 1858,6 meter hoog gelegen.
1) Hann, Das Luftdruckmaximum von Nov. 1889 in den Denkschriften der Wiener Akademie der Wissenschaften, Math.-naturwiss. Klasse. Bnd. LV1I, 1890.