Daarna, zoo vervolgde hij, werd Radja Alam uit de Poelau Toedjoeh verdreven door een Boegineeschen prins uit Mampawa. Hij vluchtte naar Siak, maar werd door de

Boegineezen achtervolgd.

In dienzelfden tijd was de vorst van Djohor in oorlog met Radja Ketjil van Siak, die zijn vijand meer en meer in het nauw bracht. Nu zocht en vond de Sultan hulp bij den Boegineeschen prins, die de Siaksche radjas in onderwerping bracht. Zoo bleef de Sultan van Djohor in het rustig bezit van zijn rijk en benoemde uit erkentelijkheid voor de bewezen diensten den Boegineeschen prins

tot zijn rijksgroote.

Zie, zeide onze gids, naar het eilandje Boengoeran wijzende, daar in de schaduw van dien perepat, ligt de kramat van Radja Doer, waar het volk nog altijd offers

brengt te zijner vereering.

Middelerwijl waren wij de soengei Katoeng, eene linkerzijrivier van de soengei Bindjei, ingevaren. Ook hier is het terrein laag en drassig en zijn de oevers der rivier met rhizophoren en rengas begroeid. Wij legden weldra bij de kampong Katoeng aan, die slechts vier bij elkaai staande woningen telt en door roembia-bosschen omgeven is. Hier stapten wij aan wal en vingen onze voetreis aan.

( Wordt vervolgd).