Bindjei in hevige beweging, maar bedreigt ook de woningen der bevolking. De communicatie is dan verbroken, want geen inlander, zoo wordt ons verteld, waagt het de rivier op of af te varen. Gelukkig waait de sapoe-sapoe slechts kort.
Na twee uren roeiens zijn wij de kust van Boengoeran dicht genaderd. Tusschen Tandjoeng Pian Tengah en Tandjoeng Tanjoeng maakt die kust eene diepe inbuiging, die naar het zuidoosten zich vernauwt, onder den naam van Koewala Bindjei het land tot omstreeks 350 Meter van de oostkust binnendringt en aldus het zuidelijk deel van het eiland tot een schiereiland maakt.
De kust van deze groote baai heeft dezelfde gesteldheid als die van Sedanau en is omzoomd met rhizophoren wouden, waarachter wij op verschillende plaatsen boschjes van niboeng (areca nibung) opmerkten, die hunne kruinen trotsch boven de bakau uitsteken.
In de baai zijn drie eilanden gelegen. Het eiland Pasir, het kleinste van de drie, ligt dicht onder den wal van Boengoeran, de twee andere, Poelau Seroengoes en Poelau Semaroeng, waarop klapperboomen groeien, beschutten in het zuidwesten de Koewala Bindjei. Tusschen Poelau Pasir en Poelau Seroengoes door roeiden wij naar Koewala Bindjei en bereikten vandaar het eilandje Sengoea, dat voor de monding van de soengei Bindjei gelegen is. Daarna voeren wij noordwaarts de soengei in en waren ten tien ure in de kampong Bindjei, waar overnacht werd. Een kampong is Bindjei eigenlijk niet, want de woningen staan ver van elkaar op beide oevers verspreid.
De soengei Bindjei, die op het Ranai-gebergte ontspringt, heeft in hoofdzaak een nagenoeg zuidelijken loop. In haar bed verzamelen zich al de wateren, die van den zuidelijken