vult. Grootsch en indrukwekkend is dan het geweld der elementen, en ontzaglijk de tegenstelling met de lieflijke zonnige kentering, waarvan wij op onze reis genoten.
Tegen het einde van de voorjaarskentering wisselen ooste en weste winden, de oeloe timoer en de barat gantoeng beremdam elkander af, om ten slotte de wijk te nemen voor den zuidelijken indringer, den zuid-oost passaat, moesin selatan, die in gewijzigde richting ons gebied betreedt. Ofschoon niet in die mate als tijdens den noordoost moesson, is ook dan de zee sterk bewogen en onstuimig, maar regenbuien vallen er nagenoeg niet. Afwijkingen van de windrichting naar Oost of West tijdens den zuidelijken passaat hebben geene afzonderlijke namen, doch worden aangeduid door den naam der streek vanwaar de wind komt. Zoo spreekt men behalve van angin selatan, van angin barat daja, zuidwesten, selatan daja, zuid-zuidwesten, tenggara, zuidoosten en selatan menenggara, zuid-zuidoosten wind. Tot de maand September voert deze streekwind onbetwiste heerschappij in de Poelau Toedjoeh, doch wordt dan door zijn noordelijken broeder teruggedrongen naar zijn eigen gebied. Vóór dien heeft men de oeloe barat, de najaarskentering, die echter niet zoo kalm als de voorjaarskentering is.
Alvorens van de luchtstroomen af te stappen moeten wij nog melding maken van de valwinden, die het stroomgebied van de soengei Bindjei tijdens de kelamboe seblah en kelamboe menoenggal teisteren en door de inlanders sapoe-sapoe genoemd worden. Waarschijnlijk ontstaan die door de bevolking gevreesde winden, doordat dit stroomgebied nagenoeg geheel is ingesloten tusschen vrij hooge bergen. De sapoe-sapoe, die van het Ranai-gebergte vaak met verwoede kracht neervalt in de vlakte, brengt niet alleen het anders zoo kalme water in de breede soengei